[t'Samensprake van Philogamus en Sophroniscus (vervolg)]
Philogamus. Wat is uw oordeel van dit houwelick, weerde man?
Sophroniscus. Ick mercke dat daer verscheyde bedenckingen uyt konnen genomen werden, als te weten:
1. | Of men houwelicken mach gronden op gaven des lichaems, als: snelheyt, singen, springen, en diergelijcke. |
2. | Wat eygentlick houwelicken van State genoemt werden, en hoe die aen dienen gegaen. |
3. | Wat van Kalebs maniere van doen te gevoelen staet, in 't besteden van sijn dochter. |
4. | Hoe groot de macht is van de ouders ontrent het uythouwelicken van hare kinderen. |
5. | Of vader en moeder beyde hier in moeten bewilligen, en wie derhalve meerder macht moet verstaen werden te hebben. |
Phil. Ick hebbe oock even de selve aen-merckingen uyt dese geschiedenisse te gemoet gesien, en maecke vast een vergelijckinge met dit werck, en met het gene Laban dede.
Sohp. 't Is vry een loffelicker maniere van doen, die alhier by Kaleb wort gebruyckt, als wel is de voet by Laban te voren gehouden, gelijck ghy wel oordeelt. Men vint in de oude Historien, dat in voorlede tijden by de groote dit wel meer in 't werck is gestelt geweest; invoegen dat by wapenen, en door middel van lichamelicke sterckte en wackerheyt, edele jonck-vrouwen, jae groote Princessen, by wijlen zijn te winnen geweest.
Phil. 't Is soo ghy segt, waerde man. En ick selfs (niet van de ervarenste in de oude geschiedenissen) kan exempelen bybrengen, daer alleen met snelligheyt van loopen in die gelegentheyt groot voordeel is te doen geweest. Danaus heest in de vorige eeuwen op dien voet op eenen tijt acht-en-veertig dochters als prijsen voorgestelt aen die gene die snelste soude bevonden werden geloopen te hebben, wesende altijt het voorrecht van eerst te mogen kiesen by de gene die best gedaen hadden. Even het selve is gepleegt by Anteus in een stadt van Libyen, Irassa genaemt; want hebbende deselve Vorst een geheele schoone en bevallige dochter, die veel versoecks hadde, beeft de selve in de loop-bane der selver stadt neder doen stellen, en openbaerlick doen uytroepen, dat deselve als een prijs met snel loopen te winnen ware, en dat de gene die na den loop eerst haer hoofcieraet soude bevonden werden metter hant aengeraeckt te hebben, haer ten wijve wech soude mogen leyden. Het derde exempel, dat ick hier van gelesen hebbe, is te vinden by de Poeten uyt de Historien in bare schriften over-geset, en (na bare maniere van doen) met fabulen verbloemt. Onder andere vinde ick de geschiedenisse van Atalante by Ovidius beschreven, in sijn boecken van de Veranderinge, die ick lestmael in onse Nederlandsche tale hebbe leeren spreken, om mijne penne wat te oeffenen.
Soph. Laet ons die uwe oeffeninge eens hooren, al eer voort te gaen. Want 't selve en sal hier niet buyten onse stoffe, of tegens ons voornemen wesen, maer eer het selve helpen.
Phil. Ick en wil des niet sparig wesen; wilt ghy maer verweerdigen my een weynig uwe oiren te leenen, en dan weder te komen tot ons begonnen werck.
Soph. Ick ben sulcks wel getroost te doen. Begint slechts, en leest. Wy willen dan van dese soorten van houwelicken nader reden kavelen.
Phil. Wel aen, ick beginne: