Houwelick, dat is: het gansche beleyt des echten-staets; afgedeelt in ses hooft-stucken, te weten: maeght, vrijster, bruyt, vrouwe, moeder, weduwe, behelsende mede de mannelicke tegenplichten.
[pagina 330]
[p. 330]
Klinck-dicht, aen den E.E. Heer J. Cats,
ridder, raedt-pensionaris van Hollant, op zijn onvergelijckelijck houwelijck.
(1655).
O, hoogh-geleerde man! uw lof moet eeuwigh streven,
Dat ghy de werelt hebt voorzien met zulck een licht,
Dat duyzend' oogen daeghs koomt straelen in 't gezicht,
En blakert dan de ziel, dat zy, daer door gedreven,
Met heylige yver wil in desen luyster leven.
Het licht de jonckheyt voor, in 't stellen van den plicht,
Die haer allengs in deughd' en goede zeden sticht;
En wat 't gehoude volck tot leer dient voorgeschreven,
Uw pen heeft uytgestort en klarelijck vertoont;
Wat op-geleyde last bedaeghde lieden troont,
Tot hun bekoorlickheyt, zy aerdigh af kon malen,
Toen d'yver baerd' heur geest in 't heerelijck verstant.
Geluckigh is dien Raet des Staets van Nederlant,
Die in dees' eeuw op 't licht van zulck een man magh pralen!