Alle de werken. Deel 1(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 178] [p. 178] Des penninghs reden klinckt best. anna. Niet wegh te schencken valt ons sacht, Want na-de-mael ons broos geslacht Heeft, als voor eyghen, dit ghebreck, Dat wy wat karich zijn en vreck; Soo valtmen door 't ontfangen eer, Als wel door milde zijn te seer. Hoe menigh-mael ist my een spijt, Als ick door-lees den ouden tijt, En vinde t'elcken vrouw' en maeght, Door giften van haer eer ghejaeght; 't Schijnt 't is gewonnen off gheschent, Al-waer het gout maer komt ontrent. Het gout dringht door een stale deur, Het gout stelt kracht en wacht te leur; Want schoon men 't al beset en sluyt, Noch sluypt er in dit loose kruyt, Leght in quick-zilver loot of tin, Gheen slechte stoff en raeckter in: Peauter, yser, koper, stael, Het blijfter buyten al-te-mael; Alleen het gout mach binnen staen, Dat wort met open schoot ontfaen; Alleen het gout, alleen het ghelt Is 't middel-punt daer 't al na helt. cic. Orat. 5. in Vert. Nihil est tam sanctum, quod non violari; nihil tam munitum, quod non expugnari pecuniâ possit. Dij, pudor, alma fides, uni succumbitis auro. mich. verinus. Munera ne capias, uncus latet hamus in eseâ, Nulla carent visco munera, virus habent. Vorige Volgende