Alle de werken. Deel 1(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Nunquam erit foelix, quem torquebit foelicior. In blijtschap wil ick niet soo hooge zijn geseten, Dat ick daer deur mijn God sou komen te vergeten. 'k En wil oock niet soo verr' in-laten druck en rou, Dat ick mijn eygen self daer door vergeten sou. Ick merck, dat niemant is door voorspoet soo verheven, Dat hem, naer synen wensch, hier alles wert gegeven: Ick sie oock dat geen mensch soo ongeluckigh leeft, Die niet, soo dit soo dat, tot sijn gerief en heeft. Wel dan, wat gaet my aen? waerom ist, dat ick wensche Te zijn van beter staet als is mijn even mensche? Het best en hebdy niet, oock niet het quaetste lot; Verneught u dan, mijn hart, en danckt den milden God! Vorige Volgende