Aenmerckinghe op de tegenwoordige steert-sterre en drie lofdichten op Philips van Lansbergen
(1986)–Jacob Cats– Auteursrechtelijk beschermdDe binnenlandse conflicten van 1618Het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) bracht enige rust in de strijd tussen de Republiek en Spanje. Misschien kwam het wel juist door deze betrekkelijke rust op het gebied van de buitenlandse politiek, dat enkele reeds langer bestaande binnenlandse conflicten konden escaleren totdat in 1618 bijna het stadium van een burgeroorlog was bereikt. Het ging hierbij om een strijd tussen twee groeperingen, remonstranten tegenover contra-remonstranten. Hun geschillen waren in eerste instantie godsdienstig van aard, maar het religieuze aspect was zeker niet het enige. We geven hier een kort overzicht van de voornaamste twistpunten.Ga naar eind35 | |
Gomaristen en ArminianenVoor wat betreft de religieuze twisten ging het globaal gesproken om twee protestantse groeperingen: een meer orthodox-calvinistische, de Gomaristen, en een wat minder orthodoxe, de Arminianen. De twee partijen werden zo genoemd naar de hoogleraren Gomarus (1561-1641) en Arminius (1560-1609), van wie de eerste leerde dat Gods voorbeschikking en uitverkiezing der mensen vóór de zondeval gedacht moesten worden; de zondeval was door God gepredestineerd en God had van den beginne af aan besloten om uitsluitend zijn uitverkorenen het geloof te schenken en de verworpenen het geloof te onthouden. In de Gomaristische redenering was voor de mens een wat troosteloze rol weggelegd: geen redding of heil door het geloof, maar geloof door een reeds van eeuwigheid af vaststaande uitverkiezing tot het heil. Arminius verkondigde hiertegenover dat God pas na de zondeval zijn voorbeschikking van de mens had vastgesteld, waarbij hij had besloten de gelovigen uit te verkiezen en de ongelovigen te verwerpen. Op ons maakt dit strijdpunt van het Gomaristische ‘supralapsarisme’ - lapsus staat voor (zonde)val - tegenover het Arminiaanse ‘infralapsarisme’ misschien een wat vergezochte indruk. We mogen echter niet vergeten dat voor de zeventiende-eeuwse mens het hiernamaals een levende realiteit van het hoogste belang was. Bovendien vormde de strijd in zekere zin een uitwerking van een der meest fundamentele re- | |
[pagina 29]
| |
ligieus-filosofische vraagstukken: de vraag of de mens een vrije wil heeft dan wel volstrekt gedetermineerd wordt door externe omstandigheden. In dit licht bezien hadden de twisten een veel groter belang dan men op het eerste gezicht wellicht zou denken. In 1610 stelden Arminianen onder leiding van Johannes Uyttenbogaert (Arminius zelf was inmiddels overleden) een ‘Remonstrantie’ op, waarin ze hun visie uiteenzetten. In 1611 volgde de onvermijdelijke ‘Contra-remonstrantie’ der Gomaristen. De discussie tussen de beide partijen bereikte in 1618 een hoogtepunt, temeer doordat het oorspronkelijke theologische geschil al lang niet meer het enige strijdpunt was. Rond de banieren van contra-remonstranten en remonstranten hadden zich inmiddels aanhangers geschaard van tegengestelde opvattingen in conflicten die weinig of geen direct verband hielden met de theologie. | |
Kerkelijken en PolitiekenEen van deze conflicten betrof de bestuurlijke autonomie van de kerken, al sinds het laatste kwart van de zestiende eeuw een teer punt. Twee partijen stonden hier tegenover elkaar: enerzijds de ‘kerkelijken’, voorstanders van zelfstandigheid der kerk tegenover de staat, en anderzijds de ‘politieken’, voorstanders van overheidscontrole op bijvoorbeeld de benoeming van predikanten en ouderlingen. Hoewel deze kwestie op zichzelf geen direct verband houdt met het geschil over de predestinatie, en hoewel de scheiding tussen kerkelijken en politieken in het begin helemaal niet samenviel met die tussen contraremonstranten en remonstranten, voltrok zich in de loop der tijd toch een versmelting tot twee overkoepelende partijen. De contra-remonstranten vertegenwoordigden nu het ‘kerkelijke’ standpunt en de remonstranten het ‘politieke’. | |
Stadhouder en RaadpensionarisEvenzo kreeg het conflict in de loop der bestandsjaren steeds meer een politiek karakter, verpersoonlijkt in de strijd tussen twee vooraanstaande mannen: de stadhouder, Maurits, en de raadpensionaris (of ‘landsadvocaat’) van Holland, Johan van Oldenbarnevelt. Het betrof hier een gevecht om de politieke macht, een gevecht dat natuurlijk al heel weinig te maken had met de theologische vraag naar de juiste predestinatieleer. | |
[pagina 30]
| |
De machtsstrijd tussen Maurits en Van Oldenbarnevelt was als het ware ‘ingebouwd’ in de structuur van de Republiek zoals die tot stand was gekomen bij de Unie van Utrecht. Deze Unie was aanvankelijk bedoeld als een - tijdelijk - verbond tussen de verschillende provinciën in hun strijd tegen Spanje, en niet als grondslag voor een nieuwe staat. Toen die staat echter eenmaal een politieke realiteit was geworden, bleek dat een aantal zeken niet afdoende geregeld was. Ten eerste functioneerden de Staten-Generaal in de praktijk niet volgens de oorspronkelijke opzet. Officieel zouden besluiten slechts genomen kunnen worden in volle unanimiteit van alle vertegenwoordigde gewesten samen. Dit zou eindeloze procedures van overleg door de afgevaardigden met hun thuisfront vergen, en in de praktijk kwam daar ook weinig van terecht. Het rijke gewest Holland, aangevoerd door de bekwame politicus Van Oldenbarnevelt, maakte de dienst uit. Een tweede probleem betrof de afbakening van bevoegdheden tussen enerzijds de Staten-Generaal en anderzijds de stadhouder. De positie van de stadhouder was van meet af aan onduidelijk. Een monarch in eigenlijke zin was hij niet (de Noordelijke Nederlanden waren immers een republiek), maar hij had al evenmin de bevoegdheden van een president - als zodanig fungeerde Van Oldenbarnevelt in feite, vooral wanneer het ging om de buitenlandse politiek. Deze twee knelpunten concretiseerden zich nu tot een machtsstrijd tussen enerzijds Holland, geleid door Van Oldenbarnevelt, en anderzijds de overige gewesten, gesteund door Maurits. In de periode 1616-1618 werd deze machtsstrijd mede uitgevochten op het niveau van de godsdiensttwisten: Maurits koos partij voor de contra-remonstranten en Van Oldenbarnevelt voor de remonstranten. | |
Slijkgeuzen en BavianenEr is veel gespeculeerd over de vraag of de twisten tijdens het Twaalfjarig Bestand een sociaal-economische basis hadden. Volgens sommigen vertegenwoordigden de ‘slijkgeuzen’, zoals de populaire scheldnaam voor de contra-remonstranten luidde, bij uitstek het conservatieve lagere volk; hun tegenstanders, de ‘bavianen’ genoemde remonstranten, zouden dan de gegoede, liberale burgerij representeren. Mogen we hier inderdaad spreken van een klassenstrijd? Van Deursen, die in zijn boek Bavianen en slijkgeuzen uitgebreid op deze vraag ingaat, maant tot grote voorzichtigheid. Volgens hem was er aan- | |
[pagina 31]
| |
Afb. 4. Corte beschrijvinghe ende Aff-beeldinghe des seer grooten ende schrickelijcken Comeets. Rechts een astronomisch observator, links Europa, bedreigd door gevaren: de dood nadert, er is een veldslag gaande en er staat een stad in brand. Collectie Bibliotheca Thysiana, Leiden.
| |
[pagina 32]
| |
vankelijk misschien wel een tendens naar een scheiding tussen arm en rijk, maar biedt het klassenstrijd-model, zeker voor de laatste periode van het conflict, geen verklaring. Zijn conclusie luidt: ‘Een arminiaanse volksmassa staat tegenover een gomaristische: de bavianen tegenover de slijkgeuzen.’Ga naar eind36 | |
De Synode van DordrechtAan de strijd tussen deze twee ‘volksmassa's’ werd een voorlopig einde gemaakt in de periode 1618-1619. Op politiek niveau werd de strijd ten gunste van de contra-remonstrantse groepering beslecht door een soort staatsgreep van Maurits, die op 31 juli 1618 de aanhangers van Van Oldenbarnevelt uitschakelde. Op 29 augustus werden de raadpensionaris zelf en enkele van zijn voornaamste medestanders gevangen gezet op beschuldiging van landverraad. De afloop is bekend: 13 mei 1619 werd Van Oldenbarnevelt onthoofd. Aan de religieuze strijd kwam een voorlopig einde met de Synode van Dordrecht, die in grote lijnen eveneens een overwinning voor de contra-remonstranten betekende. De Synode hield haar bijeenkomsten van 14 november 1618 tot 29 mei 1619. Aanwezig waren ruim honderd afgevaardigden uit binnen- en buitenland. De discussies werden niet altijd even fijnzinnig gevoerd, en het hele gebeuren wekte soms de indruk van een schijnproces, uitsluitend bedoeld om de remonstranten uit te schakelen. Toch hebben de beraadslagingen, mede dankzij het feit dat vele afgevaardigden zeer deskundige theologen waren, een invloed gehad die verder reikte dan de geschillen van het moment. (Zo werd op deze Synode het besluit genomen opdracht te geven tot een nieuwe Bijbelvertaling - dit is de befaamde Statenvertaling geworden.)
Het opvallendste kenmerk van de binnenlandse strijd tijdens het Twaalfjarig Bestand is intussen wel, dat de diverse twistpunten zo weinig direct, logisch verband met elkaar hielden, terwijl ze na verloop van tijd toch leidden tot het ontstaan van twee overkoepelende ‘partijen’. Wie eenmaal in een van de conflicten partij had gekozen, nam daarmee nu automatisch stelling in een aantal andere. Hierdoor werden allerlei paradoxale ontwikkelingen mogelijk. | |
[pagina 33]
| |
De visie van CatsWanneer we ons afvragen wat de auteur van Aenmerckinghe over de binnenlandse conflicten dacht, dan zien we dat hij een duidelijke stellingname voor een van beide partijen met zorg omzeilt. Vooral de Naerder op-merckinge, de uitgebreide beschouwing over de betekenis van kometen voor het leven van de mens, zou gemakkelijk aanleiding hebben kunnen geven tot een uiteenzetting over de juiste predestinatieleer. Cats vermijdt dit met zijn ‘middenweg’; voor beide partijen immers zal de algemene stelling aanvaardbaar zijn geweest dat het onjuist en ‘strijdende tegens de eeuwige voorsienicheyt Godes' is om al ons doen en laten te willen baseren op de sterren. Evenzo konden waarschijnlijk beide groeperingen zich wel vinden in de mening dat kometen ons eraan herinneren dat we ons leven moeten beteren; ook de contra-remonstranten, wier visie vaak een wat fatalistische indruk maakt, vonden ‘verbetering’ van leven’ toch zeker niet overbodig. Het openingsgedicht, waarin de komeet nadrukkelijk in verband wordt gebracht met de Synode van Dordrecht, bevat al evenmin een onomwonden standpunt pro of contra een van beide partijen. Het gedicht is veeleer een oproep tot verzoening. Hoogstens de opmerking dat Gods werk ‘met vlijt nu wert betracht’ (door de synode) zou als een uitspraak ten gunste van de contra-remonstranten kunnen worden gelezen. Dit geldt echter alleen wanneer we ervan uitgaan dat het resultaat - een ‘overwinning’ voor de contra-remonstranten - al bij voorbaat vaststond. Cats daarentegen kan, net als vele van zijn tijdgenoten, in alle oprechtheid verwacht of althans gehoopt hebben dat nu aan beide partijen recht werd gedaan en dat er een objectieve uitspraak zou volgen. Ook op het politieke vlak bevat het pamflet een aantal uitspraken waarmee de conflicten wel worden aangeduid, maar waaruit geen duidelijke keuze valt af te leiden. De titelpagina belooft opmerkingen over de situatie ‘so hier als in ander landen’, dus in binnen- en buitenland. Over het ‘hier’ horen we echter bijzonder weinig. Na wat vage opmerkingen over ‘selsaem dingen’ en ‘veelderley veranderingen’ schakelt de auteur onmiddellijk over op de buitenlandse problemen. Wanneer er dan gesproken wordt over hooggeplaatste personen die diep vallen en over regeerders die hun macht misbruiken, kunnen we naar believen parallellen trekken met zowel Maurits als Van Oldenbarnevelt. | |
[pagina 34]
| |
Deze terughoudendheid is opmerkelijk. De gebeurtenissen van 1618 gaven namelijk aanleiding tot een stortvloed van pamfletten die sterk polemisch van toon waren. Een historicus spreekt in dit verband van een ‘pamflettenoorlog’,Ga naar eind37 en temidden van al dat verbaal geweld maakt Aenmerckinghe een wel erg kalme indruk. We kunnen ons slechts aansluiten bij de conclusie van P.J. Meertens, die in zijn boek over het literaire leven in Zeeland zegt dat Cats nu eenmaal nooit een ‘partijman’ is geweest: ‘De “Aenmerckinghe” behoort dan ook niet te staan in de lange reeks van doorgaans heftige schotschriften die ter gelegenheid van de synode het licht zagen en beurtelings het standpunt van Arminianen en Gomaristen aanvielen of verdedigden.’Ga naar eind38
Ook deze benadering van de vraag waarom het pamflet anoniem werd gepubliceerd, levert dus niet een geheel bevredigend antwoord op. Zelfs wanneer we bedenken dat Cats een voorzichtig, diplomatiek mens was, dan blijft toch de vraag: waarom stelde hij prijs op anonimiteit, terwijl het hier gaat om zo'n neutraal geschrift, niet meer dan een oproep tot verzoening en tot ‘verbetering’ van leven’? Was dan misschien de pamfletvorm als zodanig voor een literator zoals Cats een wat bedenkelijke zaak? |
|