Korte verclaeringhe op de tytel-plaet.
DEn geest, die niet gebonden kan leven, die los en vry is en niet en kan stilstaen, die heeft my in de ruste het meest ruste-loos gemaeckt, en alsoo ick my bevrijdt vondt van mij daegelijcksche Oeffenininghe, soo van Studien, Predicken, Biechthooren en anderen slaeffelijcke wercken, daer ick niet meer aan verbonden ben dan voor soo veel de liefde oft het wel ghenoegen op my vereyschen; soo en wilde den werckende geest niet rusten in den dagh, ten waer, dat my som-weylen, oock teghen mijnen danck, door de dompen van de maegh, naer de herssenen op-ghesteyght, het hooft beswaerde ende de werckinghe des geest, deden wat stil staen, doch even wel soo niet over-meesterde, oft heeft noch verscheyde wercken konnen aen den dagh brengen, onder andere voor mijnen Jubilé die noch niet ghedruckt en zijn verscheyde Spelen, Tragedien, Eer-giften ende meer andere geestigheden, naer dat mijnen geest naer ghelegentheydt en vereysch van tijden de Poëtycke aderen heeft doen vloeyen: op dat ick dan mijn vermaeck-schriften niet soude vruchte-loos erghens in eenen hoeck sou laeten versockelen, oft een knabbelingh der muyse worden; soo heb ick eenighe Schriften door den Druck laeten in het licht komen, ende voor het eerste, de On-gemaskerde Liefde des Hemels, door de welcke ick heb be-