Piramus en Thisbe. Twee rederijkersspelen uit de zestiende eeuw
(1965)–Matthijs de Castelein, Anoniem Piramus en Thisbe– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |||||||||||||||
Deel II - Teksten
| |||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||
Eerste bladzijde van het Haarlemse handschrift
| |||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||
Hier begint Een spel van sinnen van de historie van Piramus en Thisbe genaempt de Sinnelijcke genegentheijt.
1. sinnelijcke genegenheijt
Laet vliegen de jeucht
hertelijck lust. 2.
Vreucht is in saijsoeneGa naar voetnoot1
sin.
Den tijt is lustich
hert.
De bloemkens groeijen.Ga naar voetnoot2
sin.
Tis nu al vreucht
hert.
De velden sijn groenne.
sin.
Laet vliegen de jeucht
hert.
Vreucht is in saijsoene.
sin.
5[regelnummer]
Elckx sin verheucht
hert.
Om minne te voeneGa naar voetnoot5
| |||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||
sin.
Met herten rustich*
hert.
Sonder vermoeijen.Ga naar voetnoot6
sin.
Laet vliegen de jeucht
hert.
Vreucht is in saijsoene
sin.
Den tijt is lustich
hert.
De velden die groeijen.
sin.
Wij doen den minnaers in minnen bloeijen
10[regelnummer]
en oock bespoeijen // met troostelijcken // hoope.Ga naar voetnoot10
hert.
Wij doen menich Jancker leven op gelijcke // hoopeGa naar voetnoot11
die de noope // hebben van Venus clop // spaen.Ga naar voetnoot12
sin.
Wij doen nu menich meijsken tijelijck op // staenGa naar voetnoot13
die den troost oft den meij van haer lieffkens wachten.Ga naar voetnoot14
hert.
15[regelnummer]
Wij doen herpen en luijten
sin.
nu gaen bij nachten.
hert.
Wij doen suchten
sin.
en steenen
hert.
daer troost verswegen leijt.Ga naar voetnoot16
| |||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||
sin.
Ghij sijt hertelijcke lust.
sin.
En ghij brengt die herten niet dan betegenheijt:Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
ghij sijt hertelicke lust.*
hert.
En ghij heet sinnelijcke genegentheijt.*
sin.
Daer kennisse en reden hebben gelegentheijtGa naar voetnoot21
cont ghijse verjaegen deur dulle minnen:Ga naar voetnoot22
ghij sijt hertelijcke lust.
hert.
En ghij sinnelijcke genegentheijt
die den amoreusen bedwelmt haer sinnen.
sin.
25[regelnummer]
Wij sijn Venus brantstichters int herte binnen.
hert.
Soet int beginnen
sin.
maer scheijdende gelijcke den minste.Ga naar voetnoot26
hert.
Tsus! tsus!
| |||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||
sin.
Jae wadtte?
hert.
Ou! quis est iste
die hier met liste // compt als den pompeuse?Ga naar voetnoot28
Wie ist doch?
sin.
Tis dAmmoreuse.*
sin.
Tsus! laet ons achter desen meij gaen onhier duijcken*Ga naar voetnoot31
so sullen wij gebruijcken // sijnder herten verstantGa naar voetnoot32
en als past, so sullen wij stoocken den brant.Ga naar voetnoot33
damoreuse / rustich gecleet.*
O Venus! die strael mijnder herten bloet // soet,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
versterckt met trooste mijn sinnen // binnen!Ga naar voetnoot35
En Cuijpido! ick bidde uwen dienaer goet // doet
dat ick die presentie om mijn behoet // moetGa naar voetnoot37
| |||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||
vande liefste ter werrelt int beginnen // winnen*
so dat sij mijn trooste metter spoet // vroetGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
want so ick verstaen can nae mijn scientijeGa naar voetnoot40
gheen meerderen druck dan lieffs absentie.*
hert.
Dat(s) experientije!*
sin.
Jae, voor diet proeven // moet.Ga naar voetnoot42
hert.
Die lieffs intentije
sin.
eeuwich bedroeven // doet.Ga naar voetnoot43
hert.
Dus wilt met trooste u selven besoeven // soetGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
al en condij noch aen geen troost geraecken:
de somer can alle droeve harten vermaecken.
amoreus
O Venus! doort haecken // doet ghij mijn blaeckenGa naar voetnoot47
inder minnen vier
wadt soeter saecken // ick mach smaecken
50[regelnummer]
inden egelentierGa naar voetnoot50
oft hoe schoon staet gebloeijt den rosierGa naar voetnoot51
ofte vijolierGa naar voetnoot52
| |||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||
ofte der vogelen sang int wilde foreest -Ga naar voetnoot53
tis al misbrouwen schierGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
mijn brengende dangier // als niet is hierGa naar voetnoot55
die liefste / want lieffs presentie prijs ick meest.
hert.
Waij en sucht niet!
sin.
Maeckt geen geschreij!
hert.
Draecht uwen lieffsten lieff den meij:
hij sal soeter sijn dan ammandelen ...
sin.
60[regelnummer]
En moechdij met haer int groen dan wandelen
so suldij in hoopen puer wel gemoeijt // gaen.Ga naar voetnoot61
hert.
De vruchten sietmen nu schoon gebloeijt // staen
en die bloemkens gecleet met groene bladerkens.
sin.
Pluckt daer den meij!
amor.
Hert, sin en aderkens
65[regelnummer]
sijn nu int overdencken heel gerust:Ga naar voetnoot65
o sinnelijcke genegentheijt en hertelijcke lust
u vierich insteecken so imflammeert // mijGa naar voetnoot67
datter mijn verstandenisse heel verturbeert // bij.Ga naar voetnoot68
poetelijck geest
Ick bid u, cesseert ghij // van al uwe clacht(en)*Ga naar voetnoot69
| |||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||
70[regelnummer]
ghij ammoreuse, verdoolt vol rasinghe:
u dulle minne van soeter gedachten
en is inder waerheijt niet dan dwasinghe.Ga naar voetnoot72
hert.
Weij, wadt brengt doch die voort?
sin.
Al vijsevasinghe!Ga naar voetnoot73
hert.
Beijt, wilt ghij hartelijcke minne versteecken?Ga naar voetnoot74
sin.
75[regelnummer]
Gheen dinck is soetter.
sin.
Aen Aeneas en Dido!
sin.
Jae philosophen en poetenGa naar voetnoot78
waeren selve inde minne vervletenGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
wiens soetheijt is als hoonich om suijgen.
| |||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||
hert.
Alsmen voor Venus outaer gaet buijgen
en theijlichdom inde casse beloockenGa naar voetnoot82
wadt boutmer dan al?
sin.
Vriendelijcke toocken ...Ga naar voetnoot83Ga naar voetnoot83
hert.
Helsen en cussen ...
sin.
Met beijde den armen ...Ga naar voetnoot84
hert.
85[regelnummer]
Dat gaetmer sussen
sin.
Als sij verwermmen ...*Ga naar voetnoot85
hert.
Helpt dermen // wadt gaedij belijen?Ga naar voetnoot86
amor.
Mijn amoreus hert moet daer in verblijen*
met melodijen die ongrondelijck // sijn.Ga naar voetnoot88
poet.
Waerlijcke noemen dul en sondelijck // sijn*
90[regelnummer]
Homero orcondelijck // sijn: luxus habet multosGa naar voetnoot89-90
honor et sapientia paucos -
| |||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||
dats: luxurie heeft navolgers veel alteeneGa naar voetnoot92
maer eer en wijsheijt hebbender clene:Ga naar voetnoot93
dus gaetet gemeene int swerrelts bevanck.Ga naar voetnoot94
amor.
95[regelnummer]
Wadt segt ghij? aldersoets is der minnen ganck:*
ick diene om danck // nae troost verwerven!
Och, mocht ick aensien lieffs aenschijn blanckGa naar voetnoot97
al sach ick de doot te mijn waerts stranckGa naar voetnoot98
certeijn, ick soude te sachter sterven!
100[regelnummer]
Na dat ghij sulcke minne niet en wilt dervenGa naar voetnoot100
so sal ick u ten propoosten van dienGa naar voetnoot101
wadt poetelijcks hier laeten sien
so Nazo int vierde boeck beschreven // heeftGa naar voetnoot103
van Metamorphosis.
amor.
Ghij die mij sulcks ingeven // geeftGa naar voetnoot104
105[regelnummer]
hoe is uwen naeme? - Seght mij onbevreest!
poet.
Ick ben geheten Poetelijck geest:
om die minnaers meest te onderwijsenGa naar voetnoot107
so is mijn motijff.
| |||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||
amor.
Mijn staet te prijsenGa naar voetnoot108
wadt nieuws, welck deur den gratijeusen // moet
110[regelnummer]
solaesheijt, vremtheijt den amoreusen // doet
nijpen de gepeijnsen der fantazijen corame;Ga naar voetnoot109-111
dus nae dat Poetelijck geest is uwen nameGa naar voetnoot112
brengt ons voorts wat amoureusheden claer
naer stijts saeijsoene.
poet.
Wilter dan hooren naer
115[regelnummer]
ghij die amoreusheijt hout in patrimonien:Ga naar voetnoot115
als Semiramis de coninginne Babilonien*
hadde doen vercieren met nieuw muragienGa naar voetnoot117
waeren Pijramus en Thisbe, die schone imagienGa naar voetnoot118
tsamen in minnen so getrouwelijck vereent
120[regelnummer]
dat wonder was.
amor.
Ick bid u verleent
ons dat te aenhooren!
poet.
Dat sal u geschien:
geen amoreuser geesten en mochtmen sien
maer sinnelijcke genegentheijt en hertelijcke lust
maecktense van herten also ongerust
125[regelnummer]
so sij uwe sinnen oock beroeren crachtich
en alle amoureusen.
| |||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||
amor.
Dat is waerachtich
dus laet voordachtich // reijn conste // schijnen:Ga naar voetnoot127
ick sal daer na thoren met jonste // pijnen.Ga naar voetnoot128
Beij binnen
sin.
Ach, ach, ach!
hert.
Tot daer toe wast goet!
sin.
130[regelnummer]
Noijt sulcken lamaij!
hert.
Waeij! dien bloetGa naar voetnoot130
heeft der minnen gloet // bij den steerteGa naar voetnoot130-131
want na amoureuse historien heeft hij begeerte
recht so oijt nae twaeter den vis // de!Ga naar voetnoot133
sin.
Hij wilt immers nu hooren van Piramus en ThisbeGa naar voetnoot134
135[regelnummer]
die wij beij tsaemen in smarten // brochten!
hert.
Die wel in damoureuse herten // sochten
men souder ons vinnen.
sin.
Dat gaet sonder spreecken:
wij hebbender oijt inne geweest.
hert.
Theeft wel gebleeckenGa naar voetnoot138
naer dat Ovidius, der minnen meester,
140[regelnummer]
claerlijck beschrijft.
| |||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||
hert.
Wij connen vliegen
snelder dan Eolus, god vande winden,Ga naar voetnoot143
int gedachte der minnaers.
sin.
Na dat ick can bevindenGa naar voetnoot144
Piramus vuijt
145[regelnummer]
so compt hier een joncheer al waert TroijlusGa naar voetnoot145
oft Paris sijnen broeder.
hert.
Het is Piramus.
Tsus // nicker, tsus // aldus sout voortgaen.
sin.
Wij willen cloeckelijck aen sijn boort // staenGa naar voetnoot148
maer ick bid u hoort // aen // sijn lametatijen // pladtGa naar voetnoot149
150[regelnummer]
so mogen wij antwoorden vuijt colatie // wadt.Ga naar voetnoot150
piramus spreeckt
O wonderlijcke werck der minnen naetuerlijck!Ga naar voetnoot151
Natuerlijck // ben ick doorstraelt van binnen:
binnen // Orienten en is fijguerlijckGa naar voetnoot153
fijguere // noch so schoon noch oock so puerlijckGa naar voetnoot154
| |||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||
155[regelnummer]
puere // als Thisbe die ick moet minnen -*
minnen // moet ickse met alle mijn sinnen
sinnen // en hert heeft sij doorwont:
mocht ickse vrijelijck spreecken, ick waer gesont!
sin.
Daer ghij dat vondt // daer leijt noch meer!
hert.
Dats wel gejoolt!Ga naar voetnoot159
sin.
160[regelnummer]
Claerlijck, ghij sijt oock niet verdoolt:Ga naar voetnoot160
want in alle de Babiloonsche sectien
en is geen schoonder.
hert.
Recht van uwer complecktien!Ga naar voetnoot162
Al quaemen alle gooden tot uwer subjectienGa naar voetnoot163
van boven met reflecktien // vuijt Juijpiters throonGa naar voetnoot164
165[regelnummer]
sij souden gemaecken / noch geen so schoon.Ga naar voetnoot165
pir.
Midts dien heb ick haer persoon // oock vuijtvercooren.Ga naar voetnoot166
sin.
Ghij sijt beij in Venus plaenet gebooren.Ga naar voetnoot167
hert.
Ja op een tijt!
sin.
Ja en oock even oudt!Ga naar voetnoot168
| |||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||
hert.
Ist met jolijt ...
sin.
Weest, seg ick, stout!Ga naar voetnoot169
pir.
170[regelnummer]
O sinnelijcke genegentheijt, die niet en flout,Ga naar voetnoot170
mits hertelijcke lust doeijdij therte gloeijenGa naar voetnoot171
op Thisbe wien mijn herte beroutGa naar voetnoot172
te mijnwaerts getrouwe als dierbaer gout:Ga naar voetnoot173
moch(t) mij van haer doch troost gegroeijen
175[regelnummer]
so soude mijn hert in vreuchden bloeijen!
hert.
Wiens wildij moeijen?
sin.
Tis goet minnen, jaetGa naar voetnoot176
daermen van bij sijet, waer den roock opgaet.Ga naar voetnoot177
| |||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||
sin.
in gebuerlicheijdenGa naar voetnoot179
180[regelnummer]
daer lieffde bij wast in haeren tijt.Ga naar voetnoot180
sin.
Hebdij dan quaet lollen?Ga naar voetnoot182
pir.
Certeijn ick sal!
185[regelnummer]
Dus wil ick gaen - Venus geeff mij goet geval -Ga naar voetnoot185
aende splete daer mij(n) liefste lieff pleecht*
te (komen) waeran dat alle mijn vreucht leecht.*
In.
sin.
Amice, vale!...
hert.
Daer gaet hij strijcken!Ga naar voetnoot188
sin.
Hij waent sij(n) lieffste doort spleetken te kijcken*
190[regelnummer]
maer tsal hem beswijcken // ben ick geraendeGa naar voetnoot190
Thisbe vuijt.
| |||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||
hert.
Jaet wel, hoe soo?
sin.
Sij compt hier gaende
spacerende in haer prieelken // dat aerdich juweelken!Ga naar voetnoot192
hert.
Dat liefflijck dreelken // is gecnoopt aan Venus zeelkenGa naar voetnoot193
alsomen aen haer noch wel sal verstaen.*
thisbe
195[regelnummer]
Hoe liefflijck is desen lustigen tijt gedaen*Ga naar voetnoot195
bevaen // met bloemkens soet van luchten ...Ga naar voetnoot196
vruchten // door stijts viertuijt haer crachten laen ...Ga naar voetnoot197
tvermaen // snachtegaels sang doet vreucht ontfaen:Ga naar voetnoot198
gaen // wandelen wil ick dus sonder duchten ...
200[regelnummer]
suchten // mach ick wel door Venus geruchten ...Ga naar voetnoot200
vluchten // moet ick in sorgen bij veel dangieren:Ga naar voetnoot201
die minne doet wonderlijck werck hantieren!Ga naar voetnoot202
sin.
Dat sijn die manieren!
hert.
Ghij wilt druck voortstierenGa naar voetnoot203
maer ghij moecht wel van veel claegens vieren:Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
want den schoonsten diemen mach versierenGa naar voetnoot205
spreecktij wel heijmelijck in u secreetgen.Ga naar voetnoot206
| |||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||
sin.
Hoe luijstert hij nae u!
hert.
En kijckt door tspleetgen
want ghij sijt beijde aen huijs gehuijst.
sin.
Deure an deure!
hert.
Daer hebdij(t) juijst:
210[regelnummer]
te bedt moechdij voor schimppers duijcken!Ga naar voetnoot210
hert.
Bij loo neeffken Moen!Ga naar voetnoot212
th.
O sinnelijcke genegenheijt - wat condij doen -
en hertelijcke lust die mij deurblaeckt
215[regelnummer]
houwen mij gevangen in Venus prijsoen!Ga naar voetnoot215
Al slaepen de oogen, therte dat waeckt
deur hem daer alle mijn sin naer haeckt!
sin.
Hij ist oock wel waert!
hert.
Men mocht hem niet verjenten.Ga naar voetnoot218
sin.
Tis de schoonste man van Orienten:Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
dus is hij te bedt uwer minnen weert!Ga naar voetnoot220
| |||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||
hert.
Van elckx die hem siet wordt hij begeert.
sin.
Tis vrij een eedeling.
hert.
Wa, 't is een raeilge!Ga naar voetnoot222
sin.
Mocht menich vrou hebben een maeijlgeGa naar voetnoot223
vuijt sijn pansier, sij verdreef rouwe ...Ga naar voetnoot224
hert.
225[regelnummer]
Hij is van dien niet.
sin.
Hij is veel te getrouwe:Ga naar voetnoot225
hij en cander niet veel met een monde // paijen!Ga naar voetnoot226
th.
Dies moet mijn hart tot hemwaerts tallen stonden // draijen
sonder begeven ...
Piramus vuijt
hert.
Hij weet sijn wete!*
hert.
Hout goede manieren:Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
hij stelt hem om te groeten die hij bemint.Ga naar voetnoot230
| |||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||
pir.
Cupido, Venus der minnen kint,
gespaer u in vreuchden, alderlieffste lieff!*
th.
Dat loon u, Pijrame lieff, wijs gesint
Cuupido, Venus der minnen kint!*
pir.
235[regelnummer]
U liefflijck gesichte mijnen druck nu dint.Ga naar voetnoot235
th.
U presentie is mij oock een boete voor gerieff.Ga naar voetnoot236
pir.
Cuypido, Venus der minnen kint
gespaer u in vreuchden, alderlieffste lieff!*
O Thisbe, sindt dat ick u in mijn hert verhieff
240[regelnummer]
heb ick onrustelijck moeten leven:
al wast dat ick wadt vreuchden besieffGa naar voetnoot241
int spreecken door de splete recht als een dieff
meer gallen dan honichs heb icker in besevenGa naar voetnoot243
door vrese van wroegers die vreucht doen sneven;Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
dus bid ick u hertelijck bij uwe gratije:
wilt mij doch nu een vrij spreecken geven
dwelck mij in hoope mach houwen verheven
tot mijnder herten een confortatije - ...Ga naar voetnoot248
dus troost mij, lieff, tot deser spatije!Ga naar voetnoot249
| |||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||
th.
250[regelnummer]
U lametatije // maeckt turbatieGa naar voetnoot250
in mijn maechdelijck herte reijnne:
ist so ghij segt / schoon bloeijende statije*Ga naar voetnoot252
so is mijn u woort een recreatijeGa naar voetnoot253
maer in swerrelts natije // ist nu gemeijnGa naar voetnoot254
255[regelnummer]
datmen liefflijck schijn // thoont met jonsten cleijn ...Ga naar voetnoot255
pir.
O lieff / liever geen / dan ghij niet alleijn!Ga naar voetnoot256
Soudij in mij dan houden eenich bedroch?
th.
Neen ick, Pirame, treckt dat niet te beijnGa naar voetnoot258
en stelt u selven vuijt allen weijn:Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
deucht, eer en trouw / betrouw / ick u doch.Ga naar voetnoot260
pir.
Om troostelijcken troost roep ick dan noch
op datter mijnen druck bij mach genesen!
th.
O Pirame lieff, dat en mach niet wesen ...
pir.
Hoe so, schoon lieff / pijnt mij dat te bedien.Ga naar voetnoot264
th.
265[regelnummer]
Die benijders der minnen die sijn te ontsienGa naar voetnoot265
waer bij dat deucht en eer moet genoost // staenGa naar voetnoot266
| |||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||
pir.
O Thisbe lieff, moet ick dan ongetroost // gaen
so en was noijt droeviger mensch gebooren:*
ick sal mij selven in mijn traenen versmooren ...
270[regelnummer]
o doot, o doot, compt rasch en verteert mijn!
th.
O Pirame lieff, u clachte deert mijn:
ick weet ons geholpen en wilt niet sorgen.
pir.
Alderlieffsten, hoe soo?
th.
Vertoefft tot morgen:
int rijssen der lieffelijcker daegeraet
275[regelnummer]
eer de sonne opgaet // coompt sonder verlaetGa naar voetnoot275
ter fonteijne buijten Babilonien int groen
ten grave van Ninus, dat coninclijck saetGa naar voetnoot277
daer den moerboom staet // wiens schaduwe bevaetGa naar voetnoot278
die jeuchdelijck plaetse schoon int saijsoen.Ga naar voetnoot279
pir.
280[regelnummer]
O Thisbe lieff, wijs van bevroenGa naar voetnoot280
U woort geeft mij daer paradijssche weelde.
th.
Nu hier op scheijden wij.
| |||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||
th.
Leeft nu in hoope ...
pir.
Ick sal / tsij wient verveelde.Ga naar voetnoot284
th.
285[regelnummer]
Nu hier op scheijden wij.
pir.
Adieu mijn beelde!
th.
Adieu Pirame lieff!
th.
Nu hier op scheijden wij.
pir.
Adieu reijn beelde ...
Ja sonder adieu gesproocken bloot:
290[regelnummer]
Venus bewaer u voor wederstoot!Ga naar voetnoot290
Beij in.
sin.
Wat so / seg ick daer?
hert.
Die twee hebbent te gange!Ga naar voetnoot291
sin.
Het staet daer al claer.
hert.
Al beijde sij lange*
sij moste Pijramum met trooste paijen.
| |||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||
sin.
Sijt te vreden, tmochter noch wel anders draijen:
295[regelnummer]
men siet int waijen den wint wel noort // staen!
hert.
Teijnde goet, al goet!
sin.
Nu eer wij voort // gaen
so moeten wij tsaemen - hoort arme weijten -Ga naar voetnoot297
wadt vreemts bedrijven.
hert.
Wadt willen wij dan doen?
sin.
Gaen conterfeijtenGa naar voetnoot298
dese amoreusheijt, die hier regneert*Ga naar voetnoot299
300[regelnummer]
ongecesseert.
hert.
Ick consenteert ...Ga naar voetnoot300
recht om te maecken een boerdelijck schijn!Ga naar voetnoot301
sin.
Nu, ick ben Piramus / en ghij sult Thisbe sijn:
ick heb hier gebrocht voor u een wimpelken ...Ga naar voetnoot303
ick salt u aenhechten.
hert.
Ist gedaen?
sin.
Beijt noch! dat rimpelken
305[regelnummer]
staet quaelijck: dat moet badt sijn gesedt.Ga naar voetnoot305
| |||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||
hert.
Voecht het mij oock wel?*
sin.
Al waerdij geblancketGa naar voetnoot306
ergens in een forneijs oft smesse!Ga naar voetnoot307
Siet doch: welcken geruwe!
sin.
310[regelnummer]
Och alderlieffste motte // rolle
als een botte // molle // widt gecoluert ...
hoe heb ick om u seer lang getruert
van grooter lieffden, dus blijff ick vermuijtGa naar voetnoot313
op u schoon visagie!
hert.
Wadt, trouwen, guijt!
315[regelnummer]
Lieff Piramus, macht waer // sijn?
sin.
Gheen sonne en mach so claer // sijn
och jaet, want u minne mijn doorhackeltGa naar voetnoot317
soo seer dat mijn herten gadt quackelt!Ga naar voetnoot318
hert.
Wadt, hoort toch!
| |||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||
sin.
Och, wilt doch ontfermmen
320[regelnummer]
mijn bitter carmen // en mocht ick leggen in uwen ermen
so soudij mijn danck van dien groot hooren // seggen.
hert.
Swijcht lodder! soudij mij dat te vooren // leggen
so worpt ghij mijn eer in een verlooren vondele!Ga naar voetnoot323
sin.
Ghij en hout geen manieren!
hert.
Siet daer den prondele!Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
ick ben alree van dier feesten moe ...
sin.
Ghij scheent te sijn een gewimppelde koe
oft oock daer toe // een diemen den stier noempt!
hert.
Tsus!
sin.
Wat ist?
hert.
Ou sie, wie hier compt!...
sin.
This Thisbe claerlijck, so ick gewaege.*Ga naar voetnoot329
hert.
330[regelnummer]
Dats waer, het is int rijsen vanden daege:
sij heeft de herberch te vooren beslegen.Ga naar voetnoot331
| |||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||
th.
Nu ben ick recht te gaen genegen
ter fonteijn daer ick gisteren aff deden beloff ...Ga naar voetnoot333
nochtans natuere die weijgert daer tegenGa naar voetnoot334
335[regelnummer]
duchtende datter mij onvre mocht comen off ...Ga naar voetnoot335
sin.
Ja, soudij dat peijnsen?
th.
So gaen ick dan dar waerts duchtende grieff.Ga naar voetnoot338
sin.
Soo doet vrij en neempt na geen beroer goom.Ga naar voetnoot339
hert.
340[regelnummer]
Siet Ninus graff ...
sin.
Siet hier den moerboom
vol schoonder vruchten / hijer ist om wandelen reijnGa naar voetnoot341
vroech inden daegeraet ...*
th.
Mij dunckt ick en sie Pyramus hier niet ...
345[regelnummer]
Dies van mij vliet // mijn hoope meest!
Leeuwinne vuijt.
| |||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||
hert.
Ou! siet hier doch! compt hier!...
th.
Noijt so bevreest!...
hier compt een leuwinne met bloedige tanden wreet:
waer sal ick vlien?...
sin.
Eijlacen! ick (en) weet ...*
hert.
Vliet lodder, de leeuwinne sal ons tvel affstroopen!Ga naar voetnoot349
sin.
350[regelnummer]
Waer is Thisbe?
sin.
Ou siet, haer is een hooft cleet ontvallen
dwelck de leeuwinne verscheurt van sinnen verwoet...
hert.
Siet, hoe sijt hackelt!
Piramus vuijt.
sin.
Haer tanden sijn al bebloetGa naar voetnoot354
355[regelnummer]
vanden dieren die sij heeft verslint!Ga naar voetnoot355
hert.
Ou siet Piramus, dat ammoreus kint
compt nu voldoen sijn pelgrimagie ...
| |||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||
pir.
O swaerlijck verlangen, ghij doet mij quellagie:
den nacht docht mij wel seven jaer lang ...
360[regelnummer]
nu wil ick gaen wandelen totter passagieGa naar voetnoot360
daer ick sal vinden die schoone image
Thisbe die mij hout inder minnen bedwang.
Die welruijckende cruijdekens der vogelen sang
maecken door hoopen mijn treuren cleijn:
365[regelnummer]
ick ben immers so verd in mijnen gangGa naar voetnoot365
dat ick sie den moerboom en die fonteijn!
Och! waer machse beijen die suijver greijnGa naar voetnoot367
Thisbe / ick en siese hier nae noch bij ...
Ontbeijt! wadt doeck leijt hier dus onreijn
370[regelnummer]
bebloet? Help Venus! dit geeff mij immers vrij ...Ga naar voetnoot370
Och, nae dat tgevoelen compt in mij
tis thooftcleet van mijn lieffste lieff
die welck hier vanden dieren verbeten sij
so thooftcleet tuijcht: 't is van mij miskieff.Ga naar voetnoot374
375[regelnummer]
O fortuijn tfij! brengdij mij dus int grieffGa naar voetnoot375
rampsalich verliesende mijn waerste goet?
O Thisbe! tot mijn ongerieff
hebdij onnoselijck gestort om mijn u bloet! ...
Maer nimmermeer men mij / daer verwijt aff doet:
380[regelnummer]
want ick sal mijn selven / oock in mijn swaert doen sterven!
O Venus! weest doch mijnder zielen behoet
en wilt mij met Thisbe in glorien ervenGa naar voetnoot382
die om malcander dus deerlijcke bederven ...Ga naar voetnoot383
Piramus valt in sijn swaert.
sin.
Aijlacij! wacharmen!
| |||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||
hert.
Noijt meerder misval!Ga naar voetnoot384
sin.
385[regelnummer]
Dits al u schult.
hert.
Ja, ja, steecktet nu op mijnen halsGa naar voetnoot385
ghij sinnelijcke genegentheijt: twas u bedrijff
dat hij desperaet was!
Thisbe vuijt.
sin.
Tsus! hier comptet wijff
Thisbe oock vuijtten bosch geslopen ...
th.
De leuwinne is wech - dat sou ick hoopen -
390[regelnummer]
dies moet mijn vreucht te meer om sommen // sijn.Ga naar voetnoot390
Ontbeijt, mach Pijramus noch niet commen // sijn
ter fonteijnen? ... ick wilt gaen aenschouwen.
Och wadt leijt hier? druck is boven sommen // mijn!Ga naar voetnoot393
O fortuijne wreet, ghij moet wel int verdommen // sijn!Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
tIs Piramus ... eijlaes! wie heeft dit gebrouwen?
Mijn hert moet breecken vol van rouwen!
O lacij! thooftcleet dat mij ontviel van vaere
leijt hier neven hem bebloet, ontvouwen ...
dies werd ick wel aen dit stuck gewareGa naar voetnoot399
400[regelnummer]
dat hij door mij is gecomen int sterven swaere
wanende dat ick was vanden dieren verbeten!
Dus en was noijt vrouw in sulcken gebaereGa naar voetnoot402
met so onvuijtspreeckelijcken druck beseten ...
O versteent hert hoe condij geweeten
| |||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||
405[regelnummer]
u lieff om uwen wille leggende doot
ghij en hadt van ancxste an stucken gespleten?...
Dat gheeft mij immers wonder groot.*Ga naar voetnoot407
O Piramus, sijdij om mijnen wille gecomen inde doot?
Die trou sal ick oock met trouwe loonen:
410[regelnummer]
dus neem ick oock u bloedich swaert al bloot
mijn selven vuijtlaetende therten bloet root ...*
O Venus wilt mij in u rijcke croonen ...
Neempt hier exempel aen ghij amoureusen personen!
Thisbe valt oock int swaert.
hert.
Eij, eij, eij, eij, lacen! eij, eij, eij!
sin.
415[regelnummer]
Hoe, hoe, hoe!
hert.
Noijt meerder geschreij!
sin.
Pappe en weij altsaemen bedorven // sijn!Ga naar voetnoot416
hert.
Dat dese twee lievekens aldus gestorven // sijn
is al u schult, sinlijcke genegentheijt.
sin.
Neen hertelijcke lust, ghij brocht de betegenheijtGa naar voetnoot419
420[regelnummer]
bij quader fortuijnen rampsalich betorden.Ga naar voetnoot420
hert.
Ou siet! de moerbesien sijn bloedich geworden
van haeren bloede, alsomen dat leest.
| |||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||
sin.
En oijt sint hebbense bruijnblodich geweestGa naar voetnoot423
so ons die poeten dat maecken bekent.
hert.
425[regelnummer]
Waij, minne is een wonderlijck instrument!
sin.
Wa, sij is blent!
hert.
Dat seg ick oock, hoet gaet.Ga naar voetnoot426
sin.
Meer gallen dan hoonichs!
hert.
Minne is een soedt quaetGa naar voetnoot427
daer mede onder voet gaet // verstant en reden ...
sin.
Waer sullen wij ons nu gaen besteden?Ga naar voetnoot429
hert.
430[regelnummer]
Inder ammoreuser gedachten // alle nachten.
sin.
Ons keerse is hier vuijt!
sin.
Wadt brengen wij ter marckt?
hert.
Veel ramps te coope.
| |||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||
sin.
Dus gaen wij ander amoureusen besluijpen
435[regelnummer]
al souden sij vanden selven soope suijpen ...Ga naar voetnoot435
Pausa.
poet.
Ghij ammoureuse, wadt segdij van desen?
amor.
Och noijt compasselijcker ding en mocht wesenGa naar voetnoot437
dan dat bij also cleijnen occasioeneGa naar voetnoot438
so veel druckx gebeurde.
poet.
Pijnt dit wel te bevroenne:
440[regelnummer]
den keest vanden verstande wilt smaecken // danGa naar voetnoot440
en merckt wadt ongeordineerde minne maecken // kanGa naar voetnoot441
die Piramum en Thisbe brochten int verdriet.
amor.
Maer trouwen, alle ammoureusen sterven dus niet
al is dit geschiet.*
poet.
Vaetet bediet:Ga naar voetnoot444
445[regelnummer]
sij doen die dusdanige minne draegen!Ga naar voetnoot445
amor.
Doense / hoe zoo?
poet.
Ick wilt u gewaegen:
sij pijnen hen selven doot te slaene
naer der zielen - geestelijck te verstaenne -
| |||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||
want men leest: - wiltet verstant verwerven -
450[regelnummer]
die nae den vleesche leeft, sal sterven
niet alleen lichamelijck maer naer der zielen mede;
en men preeckt ons mede daegelijckx ter stede
dat minnen boven al andere deuchden gaet.
amor.
Hoe compt dan dat ghij de minne reeckent dus quaet? ...
455[regelnummer]
want tis een saet ons houdende in weesen!Ga naar voetnoot455
poet.
Ick kent, dat minne is de hoochste gepresen
maer tis een ander minne / dan ghij hebt gesien // pladt.Ga naar voetnoot457
amor.
Ick bid u, wilt mijn van dien minne bedien // wadtGa naar voetnoot458
oft mach geschien // dat bij uwer gratijen.Ga naar voetnoot459
poet.
460[regelnummer]
Dat sal ick doen tot uwer confortatienGa naar voetnoot460
tot uwer reformatien // en tot uwer minnen:Ga naar voetnoot461
siet daer binnen // ghij sulter deucht bij winnen.
Thoont hem nu ChristUM aent cruijs / Maria / JohanNEM daer bij ondERstaenDe.
amor.
Dat was om sien boven maten seer gratieus!Ga naar voetnoot463
poet.
Verblijt u hier inne, ghij amoreus:
465[regelnummer]
dits de moerboom daer salicheijt vuijt groeijt;
dits de minne seer victorieus
die svijants macht heeft affgesnoeijt;
| |||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||
dits de minne daer alle minne vuijt vloeijt;
sonder dese minne en is minne geene:
470[regelnummer]
die ander minne soeckt / certeijn, hem moeijt
te vergeeffs / en brengt hem int geweene.
amor.
O Poetelijck geest, mijn vrient alleene
ick bidde u, wilt mij noch eens den moerboom togen:Ga naar voetnoot473
hij docht mij int wesen so schoon, so reene
475[regelnummer]
dat hij onversadelijck is in mijnen oogen ...Ga naar voetnoot475
Thoont hem noch eens tselfde.
poet.
Wilt u dan noch eens te aenmercken pogen.Ga naar voetnoot476
amor.
In dit gesichte ben ick onversadich ...Ga naar voetnoot477
poet.
Jesus Christus, d'opperste lieffde genadich
machmen bij Pijramus wel gelijcken
480[regelnummer]
die de doot sterff vuijt lieffden beraedichGa naar voetnoot480
van Thisbe als beminde bruijt der cantijcken.Ga naar voetnoot481
Thisbe mach oock smenschen naetuere blijckenGa naar voetnoot482
daer se die felle leuwinne toe brochte -
dats de vijant vol looser practijcken -Ga naar voetnoot484
485[regelnummer]
twelck Thisbe als menschelijcke natuer becochte.
amor.
O dit bewijs verblijt alle mijn gedochte:
ter goeder tijt oock gerochte (ic) aen u presentie!*Ga naar voetnoot487
| |||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||
poet.
Elck mensch behoort wel, diet ondersochte
te sterven van waerlijcke intentieGa naar voetnoot489
490[regelnummer]
so Thisbe met vieriger influentieGa naar voetnoot490
om Pyramum dede.
amor.
Tis een soete vermaen.
poet.
Bij die fonteijnne - somen daer aff maeckt mensije -Ga naar voetnoot492
salmen die heijlige wonden verstaen
die Christus vuijt lieffden heeft ontfaen
495[regelnummer]
om ons / daer onsse salicheijt / aen nam / dbeginnen
- daer die Sacramenten in sijn bevaen -
aen den boom des cruijcen voor ons vuijt minnen
waer bij men den moerboom mach versinnen.Ga naar voetnoot498
amor.
Ghij doet mij vreucht winnen // van soeten guere.
poet.
500[regelnummer]
Ghelijck des moerbooms besijen // nader poeten bekinnen*Ga naar voetnoot500
eerst widt sijnde, worden root van couleure
bij bespreijinge des bloets vol van getruere*
vanden twee gelieven, - soot is voorsproocken -Ga naar voetnoot503
also wast eerst onbesmet de menschelijcke natuere*Ga naar voetnoot504
505[regelnummer]
reijn volmaeckt uijt allen corruptien gedoockenGa naar voetnoot505
maer door Adams misdaet soo bleeff beloockenGa naar voetnoot506
| |||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||
in smenschen natuere die sinnelijcke genegent(heijt):*
dits origo pecatij, waer bij was gebroocken
die volmaeckte natuer in smenschen betegenheijt*Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
en al heeft den mensch van goodts passije de vercregenheijt*Ga naar voetnoot510
dat bloet der erffsonden moeter in blijven;
tot meerder verdiensten is die gelegenheijtGa naar voetnoot512
also ons veel doctoren dat beschrijven.
amor.
Och u leering is mij een groot verstijvenGa naar voetnoot514
515[regelnummer]
om deuchs beclijven // so ickt versindeGa naar voetnoot515
want aertsche minne van mannen en wijven
is maer een blaese gevult metten winde
also ick waerachtichlijck hier wel bevinde.
poet.
Hoort // ongestoort / beminde // wadt ick ontbindeGa naar voetnoot519
520[regelnummer]
ghij vrij amoureuse // doloureuse // dangereuse onbevreest.*Ga naar voetnoot520
amor.
Och segt mij, arm knecht // vercoren bemindeGa naar voetnoot521
declaratije // moralijsatije // is mijn recreatije // poetelijck geest.Ga naar voetnoot522
poet.
De levendighe goods soon - verstaet den keest -Ga naar voetnoot523
in lieffde // door lieffde // als lieffde // so doorstraelt // is
| |||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||
525[regelnummer]
dat hij vuijt lieffden / als lieffde / nedergedaelt // is
vuijt sijn eijgen glorije noijt vertorden // is nietGa naar voetnoot526
en is d'alderminste mensche geworden // siet*
om dat hij soude spreecken vrij en claer
met sijn lieff / en is comen wonen bij haer
530[regelnummer]
deur / aen deur / so ghij hebt die wete // reijnGa naar voetnoot530
en heeftse aengesproocken door een splete // kleijn
dits door sijn menschelijck lichaem // vrij.
amor.
Och noijt materij en viel so bequaem // mij -Ga naar voetnoot533
Poetelijck geest, in u is groote gratije // soetGa naar voetnoot534
535[regelnummer]
dat ghij condt toonen dese moralisatije // goet:
die gebenedijde Christus alderhoochst gepresen
mach wel de beminde Piramus wesen
want lieffde brocht lieffde in lijden // groot.
poet.
Voort // hoort om u te verblijden // bloot:
540[regelnummer]
dese Pyramus, Christus donnosel lam
om sijn lieff te spreecken hij ter werrelt quam:
dats tprieel der bedruckter werelts wout
daer hij den moerboom vant des cruijsen hout.*
Eijlacij! daer sach hij sijn lieffs hoofftcleet alleene*
545[regelnummer]
beslapt bespraijt met bloet onreeneGa naar voetnoot545
welck hooft cleet - oft het ons misviele -Ga naar voetnoot546
beteijckent de witte onbesmette ziele*
die de helsche leuwinne meijnde hebben verbeten.
Dese Piramus Christus, dit siende vuijt lieffden vervletenGa naar voetnoot549
| |||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||
550[regelnummer]
heeft onblusschelijcke lieffde verworven*
dat hij onder den moerboom des cruijces is gestorven
en bespraijde den moerboom aen elcken cant.
Sijn bruijt der cantijcken // als sij hem daer doot vant
Marije / daer ick die kercke bij verclaere
555[regelnummer]
werden d'nieus van Sijmeon daer gewaere
doorgaende haerder herten conduijten.Ga naar voetnoot556
Beminde, eerbaere, hier mede wij sluijten:
neempt danckelijck tgeene dat wij ons moeijen.Ga naar voetnoot558
amor.
Smaeckt d'merch wel met den schorssche buijten:Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
beminde, eerbaere, hier mede wij sluijten.
poet.
Al ist poeterije, dat wij hier vuijten
tis deucht daer salicheijt vuijt mach groeijen.
amor.
Beminde, eerbaere, hier mede wij sluijten:
neempt danckelijck tghene dat wij ons moeijen
565[regelnummer]
van ons Egelantierkens die noch eerst groeijen.*
finis lang in dicht / 596 Regulen
Goossen ten BerchGa naar voetnoot+
Schout List en Erch
|
|