‘Bijna twee kilometer,’ voegde de Koningin er aan toe.
‘Toch ga ik niet weg,’ zei Alice, ‘het is trouwens geen echte wet, U hebt hem net bedacht.’
‘Het is de oudste wet in het boek,’ zei de Koning.
‘Dan zou het Wet no. één zijn,’ zei Alice.
De Koning werd bleek en deed haastig zijn boekje dicht. ‘Overweeg uw oordeel,’ zei hij met zachte, bevende stem tot de jury.
‘Er zijn nog meer getuigen, Majesteit,’ zei het Witte Konijn en sprong haastig op, ‘dit papier is juist binnen gekomen.’
‘Wat staat er op?’ zei de Koningin.
‘Ik heb het nog niet opengedaan,’ zei het Witte Konijn, ‘maar het is blijkbaar een brief, geschreven door de gevangene en gericht aan - aan iemand.’
‘Dat moet wel,’ zei de Koning, ‘anders was hij aan niemand gericht en dat komt niet dikwijls voor.’
‘Aan wie is hij geadresseerd?’ vroeg een van de jury-leden.
‘Het is niet geadresseerd,’ zei het Witte Konijn, ‘op de buitenkant staat eigenlijk helemaal niets.’ Hij vouwde het papier open, terwijl hij dit zei en voegde er aan toe: ‘Het is trouwens geen brief, het is een gedicht.’
‘Is het geschreven met de hand van de gevangene?’ vroeg een van de jury-leden.
‘Nee,’ zei het Witte Konijn, ‘en dat is wel het gekste van alles.’ (De jury-leden keken heel beteuterd)
‘Dan moet hij iemand anders handschrift na hebben