Televisiegenot
De omroepster zei: ‘En hiermede is dan weer een einde gekomen aan onze uitzending van vandaag. Goedenacht - en welterusten.’ Zij glimlachte intiem tegen een miljoen vreemde mensen. Traag stond de man uit zijn fauteuil op en draaide het televisietoestel uit. ‘Het was weer pét,’ sprak hij, zich rekkend. Hij produceerde een luide boer.
‘Da's het bier,’ zei hij. ‘Zullen we gaan slapen?’
‘Ik brei eerst nog deze pen af,’ antwoordde de vrouw. ‘Ga jij maar vast.’
Hij keek even op haar neer, nors, maar toch niet zonder vertedering. Toen nam hij zijn colbertjasje van de divan en ging, het over de vloer achter zich aan slepend, de kamer uit - een zware, vermoeide man van een jaar of vijftig. Nog even bleef de vrouw zitten. Toen deed ze met een sleutel haar kastje open en haalde een schrijfmap te voorschijn.
Die donkere meneer met die bril, dacht ze. Hij sprak zó sympathiek... Eerst zocht ze in het programmablad zijn naam op. Die was wel gezegd, daarnet, maar ze wist 'm niet meer precies. Gejaagd begon zij te schrijven.
‘U kent mij niet, maar ik weet zeker dat u begrijpt hoe ik lijden moet. Wat u vanavond zei over gevoel en wederzijds begrip was mooi en ontroerend. Als vrouw begrijp ik het zo goed. Maar het komt erg weinig voor in het leven, dat wij verstaan worden. Och, ze willen niet eens naar je luisteren! Niet alle mannen zijn als u, daar weet ik van mee te praten. En als je kinderen groot zijn, hoe bitter weinig dankbaarheid tonen zij dan voor alles wat een moeder gaf. Natuurlijk, ik begrijp wel...’
De kamerdeur ging open en de man stond op de drempel, in een enorme blauw gestreepte pyjama.
‘Zit je nu weer te schrijven?’ vroeg hij.
‘Het gaat je niks aan,’ zei ze vijandig.
‘Maar het is zo'n onzin,’ sprak hij. ‘Je smijt je zelf op straat.’ Ze keerde hem haar rug toe. Langzaam ging hij de kamer weer uit, sjokte de trap op en stapte in bed.