Kerstpakje
Toen ik mij om een uur of vijf huiswaarts spoedde kwam op de donkere gracht een klein, middelbaar vrouwtje naast mij lopen met een boodschappentas en sprak op vinnige toon:
‘Ja, maar dát gaat niet. Allemaal krijgen ze een kerstpakkie en ik niks. Ik word een beetje misgedeeld. Maar als ze nou denken dat ik dat pik, dan hebben ze het toch lelijk mis.’
‘Allicht,’ zei ik.
Het wemelt in Amsterdam van mensen die je, zonder inleiding, mededelingen verstrekken met geen ander doel dan het oogsten van wat instemming.
‘Ik hoef me toch zeker niet achteruit te laten zetten, alleen omdat ik de boel schoonhou?’ vervolgde ze, ‘al die anderen zitten de hele dag achter bureaus te schrijven. Dat kan ik niet. Ja, ik kan wel schrijven, natuurlijk. Nou moet je niet gaan zeggen dat ik niet schrijven kan. Toen ik van school kwam heb ik toevallig ook nog eens een keertje een prijs gekregen voor schoonschrijven. Maar toen had je nog kroontjespennen. Die heb je nou niet meer. Maar even zo vrolijk schrijf ik elke maand zó'n lel van een brief aan m'n dochter in Australië, dus wie zegt dat ik niet schrijven kan die staat te liegen dat-ie barst.’
Ze keek me nijdig van opzij aan.
‘Ik zeg het niet,’ sprak ik.
‘Daar op dat kantoor hoef ik niet te schrijven,’ zei ze, ‘daar kennen ze me nooit toe verplichten. Ik hou de boel schoon. Daar ben ik voor aangenomen geworden. Niet voor schrijven. Voor schoonhouden. En is dat soms niet nodig? Die mensen kunnen toch zeker niet werken in een zwijnenpan? Goed, ik hou de boel knap. Dat wil ik best doen. Maar dan moeten ze me in mijn waarde laten. En niet iedereen een kerstpakkie geven en mij niks.’
‘Tuurlijk niet,’ zei ik.
‘Ik zag het wel,’ vervolgde ze nijdig, ‘ik ben niet blind. Ze hadden allemaal een pakkie. Er zaten eetwaren in. Lekkere dingetjes. Nou, die lust ik ook wel. Voor mij zijn 't toch zeker ook bijzondere