De bouwvakken
Hoewel de zon noodde tot een vrijblijvende slenterpas, stak Koos gejaagd de straat over, als iemand die medische hulp gaat halen voor een vrouw in barensnood. Toen hij mij gewaar werd, riep hij: ‘De stukadoor is niet komen opdagen en ik moet óók even naar de timmerman, dus...’
En hij spoedde zich voort - een onder problemen bezwijkende man.
Wat hij doormaakt ken ik, want ik ben er een paar jaar geleden ook onder gebukt gegaan. ‘Het betere huis’, heeft hem te pakken. Dat valt niet te vermijden in een normaal verlopend mensenleven. In je jeugd trek je met je vrouw in het een of ander kot en brengt daar welgemoed je dagen en je nachten door. Maar als je tegen de veertig begint te lopen, ontstaat onafwendbaar het verlangen naar ‘het betere huis’. 't Oude is te klein. 't Gaat niet langer. 't Vertoont allerlei onoverwinnelijke bezwaren. En je kunt zo toch niet blijven kamperen? Nee, ‘het betere huis’ is het enige antwoord. Je zoekt. Je vindt. 't Is ideaal, maar... er moet iets aan gebeuren. Als het zo ver is, kom je voor het eerst van je leven in aanraking met de ondoorgrondelijke mannen, die werkzaam zijn in de bouwvakken. O, je wist altijd wel dat ze bestonden.
Je zag ze, gekleed in de morsige restanten van sterk uiteenlopende herenkostuums, op karweien bezig, nu eens in een bak met witte brij roerend, dan weer morose voor zich uitstarend op een steiger gezeten, maar wat ze nu precies deden en welk ordenend genie hun gedragingen coördineerde - daar stond je nooit bij stil. Zodra je echter tot ‘het betere huis’ besloten hebt, wordt hun hoogst onoverzichtelijke activiteit, gedurende een lange, smartelijke tijd de centrale zorg van je leven.
Mijn eigen ervaring heeft mij geleerd, dat in de bouwvakken alles meer kost dan was begroot en langer duurt dan was beloofd. Timmerlieden, stukadoors, metselaars en elektriciens werken bovendien in een hoogst geheimzinnig tempo, dat voor de leek niet te doorgronden valt.