Toen we omkeken zagen we een van de jongetjes, een kort, stevig ventje, zeer onlangs door een tondeuse gemillimeterd. Hij had een rood bloemetje in zijn hand en offreerde dit sierlijk aan mijn vrouw. 't Was een touchant gebaar, dat niet door vreemdelingenverkeer georganiseerd kòn zijn, dus we bedankten hem met grote hartelijkheid in de Hollandse taal, waarmee je in een land met een idioom waar toch geen beginnen aan is, altijd het verst komt. Toen er een eind was gekomen aan het uitwisselen van beleefdheden keerde ik hem twintig lire uit en zei dat hij daarvoor maar een ijsje moest gaan kopen.
Het jongetje keek eerst verrast naar het geldstuk.
Toen werd zijn blik dromerig en tegelijkertijd extatisch, als iemand aan wie een enorm licht opgaat.
Ik kon die blik niet onmiddellijk duiden, maar de volgende middag wel.
Want toen wij, op de gewone tijd, de trap op sukkelden, zat hij al gereed, met een complete ruiker waarmee hij mijn vrouw stralend tegemoet trad. Twee andere jongetjes flankeerden hem, in ademloze afwachting, zodat ik er deze keer, om geen schele ogen te maken, zestig lire tegenaan smeet, waarmee ze pijlsnel naar de ijstent renden.
Een onderneming was geboren.
Met de in het kapitalisme nu eenmaal onvermijdelijke concurrentiestrijd, want de derde dag hield een van de vriendjes óók een ruikertje gereed. De initiatiefnemer beproefde hem wel weg te schoppen, maar ik zaaide met behulp van geldstukjes haastig vrede, want vechten op een trap, waarnaast zo'n zuigende diepte gaapt, is niet aan te bevelen.
Enfin, we zitten goed in de bloemen.
Maar ik ben tòch blij dat we hier weg zullen zijn eer àlle jongetjes van het dorp deze handel hebben ontdekt.