Wilde nacht
Toen de handelsreiziger om half tien 's avonds van de trein kwam, drukte hij zijn gewoontekus op de wang die zijn vrouw hem voorhield en vroeg, om zich heen kijkend: ‘Waar is Miesje?’
‘Dat weet je toch,’ zei ze. ‘Vanavond is dat feest, waar ze heen mocht.’
Het was haar eerste bal. In haar eerste mooie jurk was ze er om acht uur met de tram naar toe gegaan, een wat schraal meisje van zestien, met een glimlach vol verwachting.
Ontgoocheld ging de vader zitten.
‘O ja,’ zei hij. ‘Hoe laat komt ze thuis?’
‘Om één uur,’ antwoordde de moeder. ‘Dat hebben we toch afgesproken?’
‘O ja,’ zei de man. ‘Eén uur.’
Hij vouwde de krant open, sloeg 'm weer dicht en sprak: ‘Je weet dat ik het láát vond.’
‘Ja, maar die andere meisjes mogen óók tot één uur,’ suste ze, want ze wilde het niet weer allemaal opnieuw ontketenen.
Hij knikte stuurs en stond op.
‘Blijf nou toch zitten,’ zei ze. ‘Je bent zo onrustig. Heb je een goede dag gehad?’
‘Wie zijn er allemaal op dat feest?’ vroeg hij.
‘Nou, Annie en Geertje en Fieke...’ begon ze.
‘Nee, de jóngens bedoel ik,’ zei hij ongeduldig.
‘O, Frits en Henk en die jongen van de slager...’
‘Die ook?’ riep hij. ‘Die gekke woesteling? Die elke dag met een andere meid langssliert?’
‘Ja, die ook,’ zei ze een beetje kort en liep naar de keuken om thee te zetten. Hij ging weer in zijn stoel zitten, maar gespannen en klaar om uit te rukken. En zo bleef hij, tot hij tegen elven plotseling zei: ‘Zeg, zullen we daar eens gaan kijken? Dan kunnen we haar meteen mee terug nemen...’
‘Ach nee...’ zei ze.
‘Maar ik ben er niks gerust op,’ tobde hij. ‘Ze is nog zo'n kind.