Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vroeger kon je lachen (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vroeger kon je lachen
Afbeelding van Vroeger kon je lachenToon afbeelding van titelpagina van Vroeger kon je lachen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.18 MB)

ebook (2.81 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vroeger kon je lachen

(1977)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 162]
[p. 162]

Eind van het jaar

Terwijl we wandelden in Amsterdam Zuid, zei mijn vrouw opeens: ‘O ja, ik heb iets vergeten te kopen. Ik zal 't maar even hier doen, bij déze slager.’

Het was er vol, zag ik.

‘Wil je me een lol doen?’ vroeg ze. ‘Blijf dan buiten op me wachten. Je hebt in winkels altijd zo iets slacht-offerachtigs.’

Ze ging naar binnen en ik bleef voor de etalage staan, naast een oude man die er blijkbaar ook niet in mocht. Maar bij hem lag het niet aan zijn gedrag, maar aan zijn hondje. Op de winkeldeur hing een slecht gelukte tekening van een poedeltje, met het bijschrift: ‘Ik mag er niet in. Sorry.’

Voor wie dat ‘Sorry’ bestemd was bleef onduidelijk. Honden zijn intelligent. Maar als ze ook nog konden lézen, zou de tijdschriftengigant vnu allang het weekblad ‘Woef’ hebben gebaard, vol fraaie gekleurde foto's van blote pekineesjes, prikkelend voor elke viervoeter, maar toch geen harde porno.

‘Ik ben blij dat ik in de frisse lucht sta,’ zei de oude man tegen me. ‘Kerstmis is gezellig, daar niet van. Maar binnenblijven, hè. Twee volle dagen zit je op het kinderslotje.’

‘Ja, dat wel,’ zei ik. ‘Leuk hondje hebt u.’

‘Da's niet van mij,’ antwoordde hij. ‘Ik hou 't effe vast voor een mevrouw uit de buurt die hier binnen is. Ik was eigenlijk op weg naar de overkant, om gerookte paling te kopen. Hij wees naar de winkel. Op het raam stond met grote letters: ‘Elke dag warme vis.’

[pagina 163]
[p. 163]

De man vervolgde: ‘Ik hou van paling, ofschoon 't lijkenvreters zijn. Ze voeden zich met alles wat in staat van ontbinding verkeert. Maar ja, als je daarbij stilstaat. Tweede kerstdag heb ik knijn gehad. Da's ook wel lekker voor een keer, al moet je oppassen met de kleine beentjes. Ik heb eens een man gekend bij wie het operatief verwijderd moest worden. Maar ik heb voorzichtig gegeten want een gewaarschuwd mens telt voor twee. Smakelijk. 't Was bij me dochter. Die kan goed koken. Ze móét wel, want d'r man is lastig met eten. Niet dat-ie klaagt hoor. Maar als 't hem niet smaakt, vraagt-ie al na de tweede hap: “Wat hebben we tóé?” Aan het begin van d'r huwelijk werd me dochter daar zó nerveus van dat ze een hevig jeukend eczeem kreeg tussen de schouderbladen.’

Er kwam een aardige, wat grijzende vrouw uit de slagerij naar buiten en zei tegen de man: ‘Zo, wel bedankt voor het oppassen hoor.’

Ze nam de riem van hem over. Het hondje was daar kennelijk blij om.

‘U hebt u toch niet al te erg verveeld?’ vroeg ze.

‘O nee, ik heb met meneer hier staan praten over de kerstdagen. Knijn heb ik gehad. Tweede kerstdag, wel te verstaan. Op de eerste hadden we een mooie rollade. Ik heb me er wel twee keer van bediend.’

‘Ik eet nooit vlees,’ zei de vrouw. ‘Ik heb een vriendin, die werkt op de administratie van het abattoir. Als je hoort wat die vertelt over de wreedheid daar. Ze hoort die arme beesten de hele dag jammeren. Nee, ik moet geen vlees meer.’

Het winkelmeisje van de zaak aan de overkant stond nu achter het raam naar buiten te staren. Ze was jong en

[pagina 164]
[p. 164]

wilde iets anders. Door haar trieste blik kreeg de boven haar hoofd hangende mededeling: ‘Elke dag warme vis’ opeens een andere gevoelsinhoud. Ik dacht: ‘Dat is toch geen leven...’

De oude man, die een beetje met dat knijn in z'n maag zat, vroeg: ‘Maar wat doet u dan bij de slager?’

‘Da's voor hem,’ zei ze, naar het hondje wijzend. ‘Kijk, ik heb hem laten kastreren, ziet u. Hij werd zo onzindelijk en hij liep telkens weg. Nou is-ie zijn balletjes kwijt en hij wordt dik. Maar z'n vachtje is mooi. Ik geef hem goed te eten, veel vlees, dat móét. Maar zelf raak ik het niet aan.’

‘Nou, tot ziens dan maar weer,’ zei de man. Hij stak de straat over. De juffrouw wandelde verder - de hondenriem in haar linker- en het zakje met vlees in haar rechterhand.

Enerzijds, anderszijds - het gebruikelijk compromis der idealisten, op een wereld die allang heeft berust in: ‘Elke dag warme vis.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken