wederom zal zijn: ‘Dat had je niet moeten doen.’ 't Wordt monotoon, voor beide partijen.
Toen hij, al ver heen, op zijn doodsbed lag bleek hoe feilloos de Katholieke Kerk administreerde.
Ofschoon hij meer dan twintig jaar geen godshuis had betreden en geen wierook had opgesnoven, belde op een middag een kapelaan aan en vroeg aan mijn tante of hij de zieke mocht bezoeken.
Zij wees hem niet de deur, maar de trap, want als de meeste ongelovigen had ze een onbestemde eerbied voor een man die gekleed was in een religieuze travestie.
De kapelaan ging naar boven met competente tred en keerde een kwartiertje later terug. Hij was blijde en zei: ‘Mevrouwtje, ik heb een erg goed gesprek gehad met uw man. Hij wil de sacramenten ontvangen en katholiek worden begraven. Bovendien heeft hij besloten dat de kindertjes zullen worden gedoopt.’
Daarop verliet hij in een geur van heiligheid het huis.
Mijn tante, verbaasd over deze onverwachte ommekeer, spoedde zich naar boven en vroeg of ze dit allemaal wel goed verstaan had.
De zieke kon bijna niet meer praten. Maar hij raapte al zijn krachten bijeen en wist uit te brengen: ‘Nee... nee... dat liegt-ie.’
Het was dus niet meer geweest dan een treffend voorbeeld van de agressieve verkoopmethode, waartegen Koning Klant, zij het in aardser verband, tegenwoordig zo krachtig waarschuwt. Mijn tante hield er, ook na de dood van haar man, een felle haat tegen alle vertakkingen van Rome uit over.
Ze deed trouwens alles fel, want ze was een indrukwekkende persoonlijkheid.