‘Medisch dood is een recent medisch begrip,’ zei de man. Ze knikte, haar ogen vol liefde.
‘Maar burgerlijk dood is de juridische benaming voor iemand die voor de natuur leeft, maar voor de wet dood wordt beschouwd,’ vervolgde de man, parmantig piepend. ‘De herkomst is de Code Pénal. Daarin werd de burgerlijke dood van rechtswege verbonden aan veroordeling tot levenslange dwangarbeid of deportatie. Maar wat hebben wij daar ooit mee te maken gehad, zul je vragen, hè Elly?’
‘Ja, professor,’ zei ze op de toon van Garbo tegen Wronsky.
‘Hè nee, geen professor. Zeg nou toch Jan.’
‘Ja Jan...’
‘Welnu, tijdens de Franse overheersing werd ook bij ons de Code Pénal ingevoerd. En gehandhaafd toen Willem i op de troon kwam, zij het - en nu opgepast Elly - “bij provisie en tot dat daaromtrent nader zal worden voorzien.” Nu hadden wij de guillotine niet. Alleen de strop, het zwaard, de geseling. En die werden later afgeschaft. Dus wijziging op wijziging, die leidden tot een zekere stelselloosheid.’
Hij praatte door en zij dronk zijn woorden gretig in, of hij aldoor zei: ‘Je bent zo mooi, zo mooi, zo mooi...’ Maar hij had het alleen maar over het vak, waarin zij ongetwijfeld studeerde, en hij wist er zo verschrikkelijk veel van, dat ze hem was gaan beminnen. Want liefde heeft vele gedaanten. De man zei: ‘In Nederland is de burgerlijke dood uitgesloten krachtens artikel 4 van het bw, begrijp je Elly?’
Hij legde zijn hand even op haar arm. Ze sidderde en zei met omfloerste stem: ‘Ja pro... Jan.’