afkeer van de Duitsers, het verschijnsel Hitler en alles wat daar in Nederland bijhoorde. Hij mopperde in deze geest tijdens het lezen van Le Figaro en zweeg erover in zijn winkel want hij kende zijn plaats. Maar op een dag kwam de politieke realiteit toch over zijn drempel. Ik hoorde het van een advocaat, die er toevallig getuige van was.
De deur ging open en ir. Mussert, de leider van de nsb, trad in het gezelschap van twee lijfwachten met enige pompe binnen. Hij wilde zich zwarte hemden laten aanmeten. De heer Blanche haalde braaf centimeter en notitieblok te voorschijn en mat de adspirant redder des vaderlands zorgvuldig op. Toen dat gebeurd was vroeg hij, weer met zo'n lichte buiging: ‘En mag ik nu, als het gepermitteerd is, zo vrij zijn te vragen met wie ik het genoegen heb?’
‘Ik ben Mussert,’ klonk het koel.
‘Meneer Mustert?’
‘Nee - Mussert.’
‘Spelt u dat, als ik zo vrij mag zijn, met een sch?’
‘Nee, met twee ss'n natuurlijk.’
‘En met een d of een t op het eind?’
Er zijn helden geweest in de strijd tegen het fascisme, maar de heer Blanche had allerminst de pretentie ertoe te behoren. Hij deed wat een weerloze, benard levende man kon doen: de beroemde leider plagen door te veinzen dat hij nooit van hem had gehoord. Maar de hemden heeft hij netjes gemaakt. Aan het begin van de bezetting zei hij tegen me: ‘Als ze maar niet denken dat ik die affreuze Duitse wijn zal drinken.’
Daarna heb ik hem nooit meer teruggezien.