welk wilt u hebben? Er is zo'n verbijsterende schat van
mogelijkheden, dat de keuze moeilijk wordt. Laat ons tezamen in alle rust enige
genres bekijken.
Hier is, om te beginnen, de kleine Kees. Zijn moeder, een weduwe, verdient haar
karig brood met nederig verstelwerk, aangezien de familiebankier met het
versterf van haar man naar Amerika vluchtte. Kees heeft een heldere kop om te
leren. Er zou een bekwaam ingenieur uit hem kunnen groeien, maar de financiële
status van het gezin veroordeelt hem tot vernederend loopwerk, in dienst van een
apotheker, dat hij echter ferm het hoofd biedt.
Het is de avond voor Kerstmis en bitter koud. De sneeuwvlokken (daar hebt u ze)
dwarrelen neer. Terwijl moeder in het onverwarmd vertrek de jaegers van de wrede
baron Van Puivelde verstelt, fietst Kees in de snijdende wind naar hotel De
Kroon tegenover het station om geneesmiddelen te brengen voor een zieke gast. O!
denkt Kees, kon ik maar ingenieur worden! Maar het géld, hè.
Hij komt in het hotel en moet het pillendoosje maar meteen op kamer 17 brengen.
Daar ligt een man te bed en steunt: ‘Mevrouw Heuvelmans! Mevrouw
Heuvelmans!’
‘Dat is mijn moeder!’ roept Kees.
‘Kom hier, jongen,’ fluistert de man. En dan bekent hij de bankier te zijn, rijk
doch vol berouw op de plaats van het misdrijf weergekeerd.
‘Pak aan!’ zegt hij en geeft Kees een doosje, tot de rand gevuld met riante
waardepapieren. Terwijl de kerstklokken beieren, spoedt de flinke jongen zich
huiswaarts - en warme feestvreugde straalt in de kamer als hij zijn schat op
tafel werpt.
‘Nou kan ik ingenieur worden, moedertje!’ roept hij uit. En mevrouw Heuvelmans
werpt de vernederende jaegers