een vrouw, om met geld
om te gaan, beter lelijk kan zijn. Ze is vormeloos, flets en veertig en zij
troont - hoogspanning, levensgevaarlijk - als een vibrerend centrum van haat in
een houten schelp, die doet denken aan het zitbad, waarin Marat werd
vermoord.
De meisjes voeren een geruisloze koude oorlog met haar, waarbij de ogen de
conventionele wapenen zijn en de nagels voor de noodlottige uitbarsting worden
bewaard.
Hierin zijn ze één, maar verder erg verschillend.
Agaat kroont haar goed gecomponeerde rondingen met het hoog geheven hoofd van een
vrouw, die weet dat alle gekken kijken. Ze begrijpt wat ze willen, maar is van
plan haar huid duur te verkopen. Als er een mooie slee voorbijrijdt zegt ze wel
eens peinzend: ‘He, daarmee naar de Rivièra en dan goed veel centen in je zak.’
Maar ze stelt dat uit. De wervende mopjes van de heren veegt ze met haar
dweiltje resoluut van het tafelblad. Ze wil ze niet maar vindt wel dat ze er
recht op heeft en ze wordt kwaad als je 't laat. Een man die haar de cijns van
de flirt niet dokken wil zet ze klein neer, door bij het afrekenen een kwartje
terug te schuiven en luid te zeggen: ‘Mag ik daar een andere voor? Die is niet
meer geldig.’
Onzin natuurlijk - maar aan zo'n incident, dat de mensen doet omkijken, breekt
elke trots, want het reduceert zo'n la-maar-zitte kalief tot een oplichter, die
timide wegsluipt.
Nel zou zo iets nooit doen. Haar lach is echt en ze kan niet tegen alles wat
zielig is. Stromeloze honden, verregende jongetjes en oude mannen die hun
klaaglied zingen bewegen haar tot tranen toe en ze kan geen kinderwagen zien
zonder erin te kijken. Dan wordt haar profiel hulpeloos door de overgave van de
ogen. Nel heeft nog iets van thuis om zich heen, van leuk kwartetten met pa en
moe en broer en van de fijne sinterklaasavonden. Ze is een geboren slacht-