nen naar buiten en ik zeg: Meneer, wat scheelt
u? Maar hij zuchtte alleen maar. Goed, we ondersteunen hem naar binnen en daar
op de sofa, waar u nou zit, leggen we hem neer, he Miep? Leila haalde water voor
hem - zijn tanden bibberden tegen het glas. En opeens - 't was of er een schok
door hem heen voer. En dood was-ie.’
Ze zuchtte.
‘Heeft pa nog iets gezegd?’ vroeg de man.
Onzeker schudde tante Mops het hoofd.
‘Nee, bij mijn weten niks,’ zei ze. ‘He Miep?’
Het meisje schudde het hoofd.
Er viel een drukkende stilte.
‘Ja, we hadden geen erg dat uw pa hartpatiënt was,’ vervolgde tante Mops. ‘We
dachten gewoon, die meneer is onwel. Dat heb je wel vaker, niet? Dat iemand
onwel wordt...’
Deze keer liet de zoon het bij een stijve knik. In de stilte, die weer binnen
kwam sluipen, klonk plotseling het geweld van de Amerikaan, die boven op de
vloer begon te stampen. Tante Mops stond op.
‘Geleden heeft-ie niet,’ zei ze, afrondend.
Ook de man en de vrouw verhieven zich.
‘We moeten nog helemaal terug naar Friesland, dus het wordt nu onze tijd,’ sprak
hij. ‘Ik dank u, mede namens moeder die helaas niet mee kon komen, voor alles
wat u gedaan hebt.’
‘Ach, gekheid!’ riep tante Mops. ‘'t Was mensenplicht,’
Geflankeerd door Miepie en Leila keek zij het echtpaar even later door de
vitrages na.
‘Fatsoenlijke mensen,’ stelde ze vast. ‘Wat zal je zulke mensen met de waarheid
treiteren? Dat laat maar een nare herinnering achter. Nee, zó is het beter. Nou
kunnen ze met eerbied aan hem terugdenken. Dat wil toch ieder mens? Ik