Vrijheid
In een buitenwijk stond ik 's avonds laat op een bus te wachten, naast een
oude man, met een soort schipperspet op. Geruime tijd staarden we zwijgend
voor ons uit. Aan de overkant was een muur, waarop nog een flard van een oud
verkiezingsbiljet kleefde. ‘Vrijheid’ stond erop. Het papier was losgeraakt
en het woord flapperde in de wind.
We keken er allebei naar. Toen zei de man, wijzend met zijn vinger: ‘Dat
bestáát niet.’
‘Meent u dat nou?’ vroeg ik.
‘Vrijheid is larie,’ stelde hij vast. ‘En ik kan het weten,
want ik heb er mijn leven lang naar gezocht. Wat mijn denken aangaat, heb ik
altijd gestoeld op drie grote geesten - op Domela, op Multatuli en op Bart
de Ligt. Wat daarna kwam, was allemaal lauwe limonade met een rietje. Maar
die drie gaven mij het antwoord. Ik heb een hele moeilijke jeugd gehad. Dat
wil zeggen - ik was geen dwarse jongen, maar ik wou vrij zijn. Toen al. Als
zo'n meester riep: Hee, kom jij eens hier, dan werd ik wit van drift. Maar
lieve man, het leven hangt aan mekaar van: Hee, kom jij eens hier. Eerst die
school. Toen bij een baas, zo'n klein, vals onderkruipsel. En daarna de
dienst. Hee, kom jij eens hier. Daar