vraagd. Wij kunnen het ijs
breken, als we gewoon even aanwippen en een uurtje gezellig kletsen...’ Ze keek
me aan.
‘Nou ja, gezellig...’ zei ze.
We stonden voor het huis en ze belde.
‘Als jij nu eens alleen ging,’ stelde ik voor. ‘Fie is jouw vriendin ten
slotte.’
‘Ja nou krijgen we dát!’ riep ze. ‘Ik weet niet of je het weet, maar toen wij
trouwden, heb ik dat hele stelletje leuke vrienden van jou op de koop toe moeten
nemen, zonder dat me óóit gevraagd is...’
De deur werd opengetrokken.
‘Oehoe!’ klonk boven Fie's stem.
‘Oehoe!’ riepen we. We begonnen te stijgen.
‘'t Zijn ook leuke vrienden,’ sist ik.
‘We komen even babbelen!’ riep mijn vrouw.
Boven aan de trap werd een rondje gekust. Ik kreeg er ook een. Anders verstrekt
Fie dat genoegen alleen op mijn verjaardag. Maar enfin, ze smaakt goed.
‘Komen jullie er gezellig even in.’
Ik geloof dat ‘gezellig’ het meest misbruikte woord van de Nederlandse taalschat
is. In de huiskamer, waar je de spanning met een bot mes snijden kon, zat Henk
verdraaid kalm, zeer gekwetst en niet de minste te wezen.
‘Hallo,’ riep hij.
We begonnen te praten. Ik met hem. Mijn vrouw met Fie. Daar schoten we niet veel
mee op, want de kamer was nu conversatie-technisch in tweeën gehakt en de
strijdende partijen bleven elk op hun eigen helft. Om tot kruising te komen,
vroeg ik: ‘Zeg Henk, weet jij soms wat je vrouw voor haar verjaardag wil?’
‘Dat moet je haar vragen,’ zei hij.
‘Fie! Henk wil weten wat je voor je verjaardag wilt,’ riep ik.