‘En - wat zal 't zijn?’ vroeg de man, met een glimlach, die zijn
gelaatsspieren bij deurwaardersexploit was afgedwongen.
‘Ik heb eigenlijk 'n beetje honger,’ zei ze. ‘Vin-je 't gek?
‘Welnee...’
‘Als ik u iets mag aanbevelen,’ sprak de barman, ‘onze plat spécial is érg
goed. Wat kreeft. Wat krab. Wat zalm. Een fijne saus...’
‘Ja, dat lijkt me wel,’ zei ze.
Op de kaart zag de man met één oogopslag dat 't grapje zes vijftig
kostte.
‘Waar is Joop eigenlijk?’ vroeg hij desperaat, want hij dacht aan zijn drie
gulden.
‘Buikgriep,’ zei de bartender sonoor.
Hij schoof het luikje op en riep: ‘Een spécial - één.’
De man liet zich van de kruk glijden.
‘Excuseer je me even?’ vroeg hij, ‘m'n sigaretten zitten nog in m'n jas.’
Toen hij de bar uit kwam, botste hij tegen de gerant op, die zei: ‘Uw vrouw
zit beneden, weet u dat?’
‘Ja, dat weet ik,’ snauwde hij.
‘Gunst, ik zeg 't maar. Ik denk goed te doen,’ pruttelde de ander.
De man rende de trap af en ging het café binnen. Annie zat met een krant
achter een kop koffie.
‘En, is Sneeuwwitje weg?’ vroeg ze.
‘Nee, nog niet,’ antwoordde hij, ‘maar - heb je even een tientje voor
me?’
‘Wat drinkt ze dan? Radium?’ vroeg ze.
‘Ze wil eten,’ zei de man geprikkeld.
‘En moet ik dat betalen?’
Hij keek haar wanhopig aan.
‘He, doe nou niet zo vervelend,’ smeekte hij.