me een jaar of achttien. Hij was zó lang uitgegroeid,
dat hij een beetje gebogen liep, om het niet te gek te maken. Een hooggesloten
trui van mooi, diep oranje omspande zijn tors en zijn donker haar liep op zijn
voorhoofd te hoop, om artistieke aspiraties aan te duiden. Zachte, verlegen ogen
keken een beetje excuserend onder die pony uit.
Het meisje, héél klein en kittig, was haar vijftiende verjaardag juist te boven,
maar had haar gezichtje voorzien van een verflaag, dik genoeg om een halve eeuw
rimpels en wangedrag te bedekken. Ze droeg een wijd, grauw mannenhes, een
spijkerbroek en paarse schoenen. Nors keek ze voor zich uit. Ik dacht dat ze een
beetje ruzie met de jongen had, maar toen de schuifelende stoet haar buiten had
gebracht, ging ze plotseling, vlak voor de deur van de bioscoop, op het trottoir
zitten en ontstak een sigaret, die ze begon te roken met het siermanuaal van een
fatale vrouw. Voor de mensen die achter haar kwamen was het moeilijk, niet over
haar te vallen, maar een menigte past zich snel aan en golft om zo'n obstakel
heen. De jongeman stond trouwens toezichthoudend naast haar.
‘Kom je niet zitten?’ vroeg ze opeens scherp.
Hij zakte langzaam op zijn hurken, of hij hulp ging verlenen aan iemand die onwel
geworden was.
‘Ben je soms bang, voor de mensen?’ vroeg ze schamper.
‘O nee...’
Hij ging nu voluit zitten, of de stoep het strand was. De bioscoopbezoekers
keken, in het voorbijgaan, een beetje onthutst op het tweetal neer, maar bijna
niemand zei wat, omdat het te absurd was voor een gemakkelijke opmerking. De
jongen hield zijn ogen star gericht op zijn eigen schoenen, maar het meisje
beantwoordde alle nieuwsgierige blikken, met een triomfantelijk pokerface. Van
hoofd tot voeten bestond zij uit protest - tegen pa, tegen moe, tegen de men-