aan het slot van de film als moordenaar ontknopen. Hij praatte en gebaarde
onafgebroken, soepel van mimiek gelijk een danser. Het echtpaar stond bezorgd te
knikken, zoals mensen luisteren naar het verslag van een verkeersongeval. Maar
het ging over het bankstel, dat kon je zien, want de man nam op invitatie van de
verkoper voorzichtig in een der fauteuils plaats. Met zijn regenjas verfrommeld
op zijn schoot zat hij daar plompverloren in de toonkamer - een moedeloze
eekhoorn. Vrouwen trouwen niet met zo'n man. Ze zijn er al mee getrouwd.
‘Kijk me eens an,’ zei het meisje verliefd tegen de jongen. Ze stond er met haar
rug naar toe, maar hij staarde nog altijd in de toekomst en zag nu ook de vrouw
plaats nemen, hoekig en doelbewust. Ze had zo'n pardon-ik-was-éérst lachje om de
mond, dat wat milder werd als ze de blik ontmoette van de verkoper, die met de
handen in de zij welgevallig op zijn door het leven zélf bezield bankstel stond
neer te kijken.
‘Zullen we een eindje doorlopen?’ opperde de jongen. Het werd hem te veel, denk
ik. Toen ze verder drentelden verrees op de achtergrond ook het echtpaar uit de
fauteuils.
‘Je bent zo stil,’ sprak het meisje bezorgd. ‘Is er iets?’
‘Nee,’ antwoordde de jongen.
‘Heb ik wat gezegd of zo?’ vroeg ze nederig. Hij schudde een beetje geërgerd het
hoofd. Ze stonden voor een slaapvertrek met draperieën en leeslampbedden, alles
in knus roze.
‘Ik weet 't nooit bij jou, rare,’ zei het meisje teder. Het echtpaar kwam nu ook
déze kamer binnen, gevolgd door de bediende, die levendig sprak en
demonstreerde, de kastjes bedienend met de doorwrochte motoriek waarmee
nachtwakers deuren sluiten. Voorzichtig zag je de vrouw het linkerbed met de
vuist indeuken om de vering te beproeven. De man stond dof toe te kijken.