Nu trad er een oude man binnen met een jongetje van een jaar of vijf.
Hij ging op een kruk zitten en sprak schor:
‘Geef me een jonkie.’
En omkijkend naar het kind:
‘Wat wil jij?’
‘Niks’, zei het jongetje.
‘Je mag best een flessie’, riep de oude.
‘Nee, ik heb in dat andere café al twee flessies gedronken’, zei hij.
‘Nou, dan niet.’
Er viel een stilte.
Na een poosje zei het kind: ‘Opa...’
‘Ja?’
‘Mag ik voor de deur gaan spelen?’
‘Goed. Als je maar op de stoep blijft. En nergens ankommen.’
Het jongetje huppelde vrolijk de kroeg uit en opa zei:
‘Geef me nog een jonkie.’
Hij kreeg het.
De gastarbeider betaalde en vertrok.
Het bier had niet geholpen.
Nog steeds roerloos zat de kastelein naast de jukebox en liet de tijd verstrijken.
Zijn vrouw zei:
‘'t Is nou echt zomertje’.
‘Ja,’ zei opa.
Meer kwam er niet uit. Het jongetje liep op een drafje naar binnen en vroeg:
‘Wat is dat voor een diertje?’
Hij hief zijn blote arm.