Een interview
toen ik thuis kwam zei mijn vrouw: ‘Er is opgebeld door een redactrice van een damesblad. Voor een interview. Ja eh - niet met jóu, hoor. Maar met mij. 't Was voor een serie: vrouwen van bekende Nederlanders.’
‘Proficiat,’ zei ik. ‘Dan word je eindelijk ook eens beroemd. Misschien komt je foto er wel bij - in kleur.’
‘God zal me bewaren!’ riep ze. ‘Nee hoor, ik heb gezegd dat ik het niet deed.’
‘Waarom niet?’
‘Wat moet ik zéggen? Ik ga toch zeker niet écht vertellen wat het betekent met jou te leven?’
‘Natuurlijk niet,’ antwoordde ik, ‘dat zou tactloos zijn. En ruïneus voor mijn image.’
‘'t Gaat niemand wat aan,’ vond ze.
‘Daar heb je gelijk in,’ gaf ik toe. ‘Maar als iedereen dat zei, konden ze de periodieke pers wel opheffen en waar moeten ze dan met die gekleurde soepadvertenties naar toe? Nee, zo'n interview moet je zelf in de hand nemen.’
‘Maar hoe dan?’
‘Door vindingrijk te liegen,’ zei ik. ‘Je moet gewoon dezelfde lulkoek vertellen die je van ál die vrouwen leest als ze worden geïnterviewd. Je zegt bijvoorbeeld: Mijn man moet natuurlijk de hele dag hard werken, maar 's avonds is zijn grootste ontspanning - muziek. Platen van Vivaldi. Daar kan-ie dan uren naar luisteren, met gesloten ogen.’
‘Maar we hebben geen grammofoon,’ zei ze.
‘Dat geeft toch niks,’ riep ik. ‘Dacht je soms dat die