bum waaraan de visite straks zal moeten geloven. Adelina heeft ongetwijfeld veel te veel broertjes en zusjes, verwekt door haar kleine, viriele, met zijn gore trui vergroeide vader, die knoestig werk verricht en zo nu en dan staakt zonder dat het helpt.
In haar nog onvolgroeid lijfje draagt zij een compleet moederhart.
Dat kun je zien aan de liefde waarmee ze een door een pa meegebrachte kleuter in het café optilt en wat rondzeult tot de oude patroon haar terugsnauwt naar haar nimmer aflatende plichten.
Ook mij bemoedert ze, al begint ze natuurlijk niet aan tillen.
Omdat ik haar bloementaal niet spreek, beschouwt ze me als een gebrekkige, die met alles geholpen moet worden. Reeds als ik binnen kom roept zij met een bemoedigend lachje wat ik, naar ze vermoedt, gebruiken wil. Het klopt altijd. Ze heeft me al duidelijk gemaakt dat ik geen grote espresso moet nemen, maar een kleine, omdat die ingrijpender smaakt. Dat is waar.
Maar haar poppenmoederszorgen gaan nog verder. Tot gisteren verstrekte het café Italiaanse suikerzakjes waarop, om onverklaarbare redenen, Franse schilderijen stonden afgebeeld. Een beroemd zelfportret van onze eigen Van Gogh, bijvoorbeeld. Had-ie dat nu maar geweten toen hij zijn oor afsneed. Zou hij het toch gedaan hebben als zijn broer hem tijdig had geschreven:
‘Kop op, Vincent - je komt nog eens op de suikerzakjes in Naxos.’