‘Die kinderen hebben slechte tanden,’ stelde mijn vrouw vast.
‘Bewijsvoering?’
‘Nou, kijk maar wat hier op de grond ligt. Allemaal verpakkingsmateriaal van snoep. Ze hebben een exorbitante hoeveelheid gebitjes verwoestende zoetigheid verzwolgen in dat uur.’
Ik knikte.
‘Ze bezitten een televisie,’ zei ik.
‘Waar volgt dat uit?’
‘'t Zijn zonder uitzondering papiertjes van door de Ster aangeprezen lekkernijen. Daar ligt waar je direct weer nieuwe energie van krijgt en daar wat je eetlust niet bederft en in dat hel gele papiertje hebben de nootjes gezeten waar ze zo'n lekker laagje suiker en toen nog zo'n lekker laagje chocola omheen hebben gedaan, weet je wel? Kortom - het gezelschap begint contouren aan te nemen. Een onverantwoordelijk groot, door gewetenloze reclame gemanipuleerd stadsgezin. Maar niettemin - gelukkig.’
‘Hoe weet je dát?’ vroeg ze.
‘Kijk maar naar het gele doosje op het paadje,’ zei ik. ‘Daar zat een filmrolletje in. Pa's maat 43 zie je er naast in het zand afgedrukt. Hij heeft dus foto's gemaakt. Een sterk bewijs dat hij schik had in het dagje uit met zijn gezin. Als hij dacht: “Hè, die rotvakantie en dat geblèr van al die koters, zat ik maar ergens rustig alleen met een pilsje” zou hij niet de geringste behoefte hebben gevoeld de tafereeltjes rond de bank te vereeuwigen. Nee, hij heeft genoten. En hij plakt de kiekjes vast in het album als een leuke herinnering aan een fijne dag. Een aardige man. En een goeierd.’