Heleentje
het was druk in de kroeg. Ik zat aan een tafeltje bij het raam. Een lange, keurig in het maatpak gestoken man met een doorlijnd gezicht en grijzende slapen, die aan de tap stond te drinken kwam, met het glas in de hand, wat onzeker lopend naar mij toe en ging op de stoel naast me zitten. Hij keek me wazig aan en zei:
‘Ik heb gedronken. Dat doe ik anders nooit. Ik hou er niet van. En drank maakt me loslippig. Maar ja, wat geeft 't allemaal.’
Hij nam een slok en grinnikte een beetje bitter.
‘Ik zit met een raar probleem,’ zei hij. ‘Ik ben namelijk verliefd.’
Hij keek me aan of hij een klap verwachtte, maar ik antwoordde: ‘Nou, dat is toch prettig.’
Hij overdacht het.
‘Ja,’ besloot hij toen. ‘Ik zou ongelukkiger zijn als ik het niet was. Da's waar. Wilt u iets drinken?’
‘Goed,’ zei ik.
Hij wenkte de kelner en onze glazen werden volgeschonken.
‘Ze heet Heleentje,’ sprak hij dromerig. ‘Ik ben al geruime tijd verliefd op haar. Maar dat weet ze niet. En dat zal ze nooit weten ook. Want kijk - ik ben een vrijgezel van drie en vijftig jaar en Heleentje is negentien. Nogal een verschil, hè? Proost.’ Hij hief het glas.
Zijn glimlach was vol zelfspot, maar zijn ogen waren erg bedroefd.
‘Een maand of acht geleden is het begonnen,’ vervolgde hij. ‘In wat ze op die kantoren de lunchpauze