Ontferm u
toen we de dorpskerk waar Miesje en haar Jan door de pastoor voor het leven aaneengesmeed zouden worden naderden, luidden de klokken jubelend. Maar toen het paar uit de auto stapte, zweeg de toren en begon het orgel. In een kerk vol klanken schreden ze, achter de in vol ornaat gestoken pastoor en twee misdienaartjes, die blijkbaar vrij van school hadden, naar het altaar. Als je dat zo hoort en ziet is een burgerlijk huwelijk op het stadhuis, met een ambtenaar in colbert, die een soort verontschuldigende conference met slappe witzen houdt, maar een kale boel.
De bruid zag er mooi uit. Ze zag er altijd mooi uit, ook met een schort voor. En een schort droeg ze vaak, want ze werkte in het door ons gefrequenteerde dorpscafé. Ik zie haar nog de eerste keer komen. Haar vader had 's ochtends zitten praten met de vrouw van de kastelein, die klaagde dat ze geen hulp had. Hij zei:
‘Je kan m'n dochter wel krijgen. 't Is een mooie meid. Ik heb d'r zelf gemaakt.’
Hij telefoneerde en ze kwam. Hij had niet overdreven. Ze was een klein, vastberaden meisje en ze kon hard werken, niet alleen in het café, maar ook in de enorme kamers boven, waarin vijf of zes bedden stonden, want het was geen hotel, maar meer een logement voor routiers.
‘Laat ons bidden,’ zei de pastoor.
En hij begon. Telkens als hij een volzin had gezegd, riepen de gelovigen in koor:
‘Heer, ontferm U.’