‘Nou, bel je vader dan.’
‘Ik weet ook niet waar mijn vader is, maar mijn ouders vinden goed wat ik doe,’ zei hij.
Dat was dan dat. Toen Annie een poosje later riep: ‘Jongens, eet dat brood nou op, anders komen jullie te laat op school,’ sprak Ernst: ‘Mevrouw, wilt u niet zo autoritair tegen mij praten.’
Nu tuimelt Annie daarvan niet uit haar stoel, want het woord ligt ook Hansje voor in de mond. Hij behoort tot de kritische clan van Ernst, die op school de zenuwinzinkingen der leerkrachten regelt door onophoudelijk protestacties te voeren, huiswerkstakingen uit te roepen, circulaires over druggebruik uit te delen, het ontslag te eisen van een juffrouw die verkeerd les geeft of een dag weg te blijven omdat de Kabouters hulp geboden moet worden bij het kraken van panden. Hansje kraakt dapper mee en komt, aan het einde van zo'n dag bij pa en moe, die een riant ingericht grachtenhuis met tien kamers bewonen. Maar het zou flauw zijn hem dat voor de voetjes te werpen, want de anarchist Peter Kropotkien, de heilige van Roel van Duyn, werd geboren in een kasteel omdat hij een prins was en dat kon die man ook niet helpen.
‘Hansje was een idylle,’ zei Jan daar in dat koffiehuis. En toen vertelde hij me dit touchante verhaal.
Daar op dat Italiaanse strand ging Hansje eerst spelen met de zandvormpjes van zijn zusje. Toen verzamelde hij schelpen, legde ze netjes op een rij en zei tegen zijn ouders:
‘Ik had een winkel. Een schelpenwinkel. En jullie kwamen kopen.’
En dat deden ze, een beetje geroerd.