eens te betwijfelen. Als goede waarzegster voelde ze dat aan, want op gans andere toon zei ze:
‘Uw hand, alstublieft.’
Ik legde 'm als een ding voor haar op de toonbank en dacht:
‘Ik had 'm beter moeten wassen, eigenlijk.’
‘Een mooie, lange levenslijn,’ zei ze niettemin, ‘gij hebt grote ongelukken gehad, maar verlies geen moed, want ge zult gelukkig zijn in verscheidene aanmerkelijke zaken. Voor een zwart persoon die ge meent rechtzinnig te zijn, moet ge u echter in acht nemen. Uw arbeid zult ge spoedig beëindigen, maar toevallig zult ge kennis krijgen, dat u groot voordeel zal bezorgen. Geboren onder een goede ster, zal uw welvaart zo voortdurend wezen dat men u een kind des geluks zal noemen. Ik zie een hoge leeftijd, wel 85 jaren. Als ge meer wilt weten kunt ge dat vernemen uit deze envelop. Kosten ƒ 2,50.’
‘Ja, geef me er maar een,’ zei ik.
‘U moogt de envelop pas over tien minuten openen,’ sprak ze glimlachend.
‘Dat beloof ik,’ zei ik. En ik hield woord. De envelop bevatte een pasfoto van een braaf, levenslustig meisje dat nog heel wat tegemoet ging. Er was een geel papiertje bij, waarop gedrukt stond:
‘Gij hebt wel uw deel in het verdriet gehad, doch zult het niet meer hebben en ge zult het