Luxe
Toen de bijeenkomst afgelopen was vroeg ik aan de portier van het gebouw, een jolige shagjesdraaier, die me goed leek voor vijf Belgenmoppen:
‘Is er een bushalte in de buurt? Ik moet terug naar het centrum.’
‘Hoe ben je dan hier gekomen - vliegen?’ vroeg hij.
‘Nee, met een taxi. Maar ik wil terug met de bus.’
‘Helemaal aan het eind van deze laan - dan ga je het hoekkie om,’ zei hij. ‘Niet dood, bedoel ik. Gewóón het hoekkie.’
Ik liep er heen, langs hoge nieuwbouw, die mooi in het groen stond. De sfeer was fris, maar had niets van doen met het Mokum van tante Leen. Bij de bushalte zat, onder een eigentijds afdakje, een oude juffrouw op de plank. Ze zei:
‘Dag meneer.’
Ze was nog iemand van een generatie die medemensen groet.
‘Dag mevrouw,’ antwoordde ik en ging naast haar zitten. Na een tijdje riep ze opeens geërgerd:
‘Hè, ik ben toch zo kwaad, hè.’
‘Op wie, mevrouw?’ vroeg ik.
‘Eigenlijk op de radio,’ zei ze. ‘Ik heb 'm