‘Dat zijn de wolken...’
Ze draait haar hoofd in mijn richting en lacht tegen me, met een merkwaardig mengsel van beminnelijkheid en spot. Ik kan me niet onttrekken aan de indruk dat ze denkt: ‘Ach, die man wil natuurlijk weten wat het is, dus laat ik maar wat tegen hem zeggen.’
De Duitsers noemen, wat ik doe, ‘hineininterpretieren’. Toch blijf ik die indruk houden - hoe aanvechtbaar het ook is.
‘O ja, de wolken,’ roep ik.
De toon is fout, dat hóór ik.
Ze gooit de viltstiften neer en begint de tekening op te vouwen. Vervolgens pakt ze, doelgericht, uit een standaard naast mijn bureau, een grote, witte envelop en schuift de tekening er in. Als ze de envelop heeft belikt en dichtgeplakt - het gaat allemaal met een grote greep op de materie - zegt ze:
‘Jij schrijven.’
‘Wat?’
‘Voor mamma.’
Ik zet het er met rode letters op.
‘En 'n pos-vlegel,’ zegt ze.
‘Een postzegel? Maar je neemt 'm toch straks mee naar huis?’
Ze knikt.
‘'n Pos-vlegel,’ herhaalt ze.
Weer buigt ze zich voorover en grijpt een bakje, waarin postzegels van de meest courante waarden liggen.