Het leek me geweldig dit ook eens te doen, maar ik dorst het niet aan Barend te vragen. Hij zou vast van neen schudden, op zijn stille, besliste manier.
Mijn kans kwam pas toen hij griep kreeg en de school verzuimen moest. De eerste keer gebeurde dit op een zaterdag. De meester las het verzuimlijstje voor. ‘Barend van Hout is afwezig omdat hij ziek is. Louis Boas en Brenda Cohen zijn afwezig, omdat zij Israelieten zijn.’ Hij zei altijd Israëlieten, nooit Joden.
Die zaterdag dorst ik de bus nog niet aan. Maar toen Barend dinsdag nog steeds verzuimde, besloot ik de poging te wagen.
Ik ging bij het eindpunt staan en wachtte, toen de bus stopte, tot alle pasagiers waren uitgestapt. Toen klom ik haastig naar binnen.
‘Barend is ziek,’ zei ik.
De chauffeur sloot de deuren niet achter mij, zoals hij bij Barend altijd deed. Hij bewoog zijn hoofd nauwelijks, maar keek met één oog opzij.
Daarop sprak hij: ‘D'r uit, klein ettertje.’
Hij zei het zeer Haags en zeer definitief. Ik sprong weer naar buiten en de bus reed weg. Het was duidelijk - alleen Barend mocht zoiets, omdat hij een bijzondere jongen was. Misschien wel de toekomstige koning van Nederland. Dat is hij - bij mijn weten - niet geworden, maar ik ben er zeker van dat zijn paraplu nooit omslaat.
O nee. Dat zou de wind niet durven.