12. Gesprek met Erich Kästner
In de overvloed die de nadering der feestdagen teweeg had gebracht op de uitstaltafels der boekhandels vond ik ‘Das grosze Erich Kästner Buch’. Terwijl ik, er in bladerend, de foto's bekeek, dacht ik aan die middag in München, meer dan twintig jaar geleden, toen ik Kästner ontmoette in café Freilinger aan de Leopoldstrasze. Een Nederlandse vertaling van zijn ‘Dr. Fabian’ was opnieuw verschenen en de uitgever, Reinold Kuipers, ging hem de eerste exemplaren brengen. Ik mocht mee en ik herinner me nog precies wat ik over die merkwaardige ontmoeting noteerde.
Een oude, enigszins Weens aandoende kelner bewaakte het gereserveerde tafeltje, waaraan Kästner elke namiddag zat en hij deelde ons mee dat Herr Doktor er nog niet was, maar spoedig komen zou. Herr Doktor, zei hij, was nooit zo precies met de tijd, maar ‘Herr Doktor kommt immer’. Zijn voorspelling werd meteen bewaarheid: Kästner stapte binnen, een leeftijdloos, gesoigneerd heertje met een klassieke sneehoed op het hoofd. Hij bleek veel kleiner van gestalte dan ik had vermoed, maar dat is, om onnaspeurlijke redenen, het geval met alle schrijvers die ik bewonder. Onder zijn arm droeg hij een pakje, dat hij de kelner overhandigde met de woorden: ‘Dit is ham. Wilt u het aan de overkant brengen en laten roken?’
‘Jawohl, Herr Doktor,’ antwoordde de man met hoofdletters, ‘ham. Ik breng het dus naar de overkant. Ik geef het daar af. Om te laten roken. En dan keer ik weer terug.’
Kästner knikte hem geruststellend toe. Toen de kelner op moeilijke platvoeten was weggestapt, zei hij:
‘Hij is goed. Maar hij praat te veel.’
Reinold Kuipers stelde mij voor. Er was net een vertaling van een mijner bundels verschenen bij een uitgever in München. De Frankfurter Allgemeine had er vriendelijk over geschreven. Kästner zei: