een kleinigheidje extra wordt betaald.’
Neen: géén uitgezonderd. Al ligt er een verzonken stad: 't is inbegrepen.
‘De werktekeningen zullen de aannemer in drievoud worden verstrekt. Meerdere exemplaren zijn voor rekening van de aannemer.’ Want daar hebben ze, bij het bestek, ook schoon genoeg van. Ze weten nog precies die keer dat hij telkens kwam zeuren:
‘Mag ik nòg een werktekening? Voor me vrouw... Voor me zoontje... Voor me zwager...’
Ja zeg, me grootje!
(Voor z'n grootje wilde hij er, tussen haakjes, óók een en allemaal voor niks.)
Het bestek steekt er een stokje voor. En het vergeet intussen het water niet.
‘De aannemer draagt er zorg voor dat gedurende de bouw, overal waar dit voor de goede uitvoering van de werken (ook voor derden) nodig blijkt te zijn, water aanwezig is.’
Allicht - want wat begin je zonder water?
Maar wacht even: hoevéél water?
Daar hebben ze ook leergeld mee betaald toen die ene aannemer aldoor met een fles over het werk liep en zei:
‘Nou, hier is toch water?’
Dus voegden ze er bij:
‘De aannemer is verplicht de aansluiting aan de waterleiding aan te vragen bij het Gemeentelijk Waterleidingbedrijf.’
Deze clausule is er ingebracht door het wangedrag van een lollige broek in het aannemersvak, die wel overal gezorgd had voor kranen - maar er kwam niks uit.
‘Waarom heb je dan geen aansluiting aangevraagd?’ riep de architekt.
‘Dàt staat niet in het bestek,’ zei hij. Daarom staat het er nu wèl in. En bovendien:
‘aan te vragen bij het Gemeentelijk Waterleidingbedrijf.’
Dus niet bij Artis of bij de Universiteitsbibliotheek, want van die bak hebben ze ook hun buik vol.
Zouden aannemers zulke practical jokers zijn?
Of gewoon maar mensen die men aan alle kanten de voet dwars wil zetten? Ik weet het niet. Maar ik weet wel dat het standaardcontract, dat schrijvers met uitgevers afsluiten, van het bestek nog een hoop leren kan.