publiek, zegt hij) treffen en amuseren.
‘Het verhaal is altijd moeilijk,’ zegt hij een beetje klaaglijk, ‘want hoe gaat het? Een man gaat een avondje naar de bioscoop om zich te ontspannen omdat zijn vader zo ziek is en dan krijgt hij een film te zien over een man, wiens vader zo ziek is. Dat deugt toch niet.’ Neen, een verhaal moet iets hebben van... en hij houdt zijn hoofd wat schuin en fluit even, als een vogeltje in het bos. Het moet ook teder zijn. En bij dat woordje knijpt hij de ogen half dicht en streelt even zacht met de hand over de eigen wang.
Opeens, midden in een gesprek over een beeld dat er misschien beter uit zou kunnen omdat de Fransen het toch niet zouden begrijpen, ontspant hij en vertelt met grote pret-ogen hoe hij laatst, in München, op een persconferentie door het behang ging, door op de vraag: ‘Hoe voelt u zich hier?’ te antwoorden: ‘Heel gelukkig, want ik ben zo blij dat ze in München nog niet helemaal klaar zijn met bouwen en dat is fijn, want als Duitsers klaar zijn in hun eigen land, willen ze altijd naar andere landen, om dáár van alles te gaan regelen, enne - nou ja, mochten jullie daar in de toekomst ooit weer aanvechtingen toe voelen, ga dan zonder wapens, naar Marseille bijvoorbeeld, om er ook zulke mooie grote huizen te bouwen, dan zullen ze jullie met open armen ontvangen want ze zijn er daar zelf veel te lui voor.’
Het werd niet gewaardeerd.
‘Om films te maken moet je overal rondhangen waar mensen zijn,’ zegt Tati. Hij zwerft heel wat af en gaat veel naar de sport. Catch acht hij de hoogste vorm van aanstellerij. En hij doet even een met hem bevriende Franse acteur voor, die de vechters serieus les geeft in het trekken van smartelijke gezichten bij het incasseren van een vreselijke klap.
Pòf. Nee, niet goed. De mond wat wijder open. Nòg eens.’
Ook Tati is van mening dat je de ware humor niet achter de schrijftafel kunt bedenken, maar moet plukken uit het dagelijks leven. Ter illustratie speelt hij ons een kleine scene voor die hij in Parijs meemaakte, tijdens een catch-wedstrijd.
De held van de ring had zijn tegenstander zo'n enorme optater verkocht dat hij met zijn gezicht plat op de vloer viel. Vervolgens was hij hem op de rug gesprongen. Hij knelde 's mans paars aanlopend hoofd met kracht tussen zijn gespierde dijen. Op dat ogenblik riep een man uit de zaal:
‘Persen, Emile! 't Is een jongen!’