Tot de mensen die een onmiskenbaar talent hebben tot het begaan van flaters,
behoort de Engelse acteur sir John Gielgud.
Na een voorstelling betrad een oude heer zijn kleedkamer, noemde zijn achternaam
en complimenteerde hem met zijn spel.
Sir John zei: ‘Wat leuk u te ontmoeten. Ik heb uw zoon goed gekend. Hij zat op
school bij me in de klas.’
‘Ik heb geen zoon,’ antwoordde de bezoeker. ‘Ik zat bij u in de
klas.’
De kleedkamer achter de coulissen is ook de plaats van handeling in het verhaal
dat de Amerikaanse toneelcriticus Richard L. Coe aan het boek van Robert Morley
bijdroeg.
Als jochie van elf bezocht hij, met zijn moeder, een Broadway- musical, waarin
Gertrude Lawrence de ster was. Zij maakte zo'n diepe indruk op het ventje dat
hij, een paar dagen later, tijdens een matinee, in de pauze van de musical, een
(succesvolle) poging deed tot haar kleedkamer door te dringen. Gertrude was
allerliefst, gaf hem een foto met handtekening en aaide hem over zijn
bolletje.
Ruim tien jaar later was Coe beginnend reporter bij de Washington
Post en kreeg de opdracht Gertrude Lawrence te interviewen in het
National Theatre.
Toen hij haar kleedkamer betrad vond hij de ster in de gedaante van de charmante
jonge prinses die ze zojuist had gespeeld, sprankelend bezig Bruce Cabot, Elliot
Roosevelt en Douglas Fairbanks Jr. te bekoren.
Het eerste wat Coe inviel was: ‘O, Miss Lawrence, u bent zó lief voor mij geweest
toen ik nog een klein jongetje was...’
En toen Gertrude hem sprakeloos aankeek, voegde hij eraan toe: ‘Ik kan, geloof
ik, nu beter gáán...’
‘Ja,’ zei ze.
Het herstellen van de door een brick aangerichte schade is meestal onmogelijk en
zelden gewenst.
Gink Filkender was op het hoogtepunt van haar roem als