handelaars
kan een schrijver de pen wel neerleggen.
Hoe de rol van de boekhandelaar in de loop der tijden veranderde, leerde ik in
een gesprek met de heer J. Dekker, die toen hij als chef van de firma Lankamp en
Brinkman te Amsterdam met pensioen ging, het vak een halve eeuw had beoefend.
Hij begon als vijftienjarige in zijn geboortestad Nijmegen, met een salaris van
vijf gulden per maand, bij boekhandel Ten Hoet.
In die tijd was er jaarlijks maar een kleine keuze nieuwe boeken. Het aanbod is,
naar schatting van de heer Dekker, tegenwoordig honderd keer zo groot, wat bij
de inkoop wel eens tot vertwijfeling leidt. Aangezien boeken aan het begin van
zijn carrière betrekkelijk goedkoop waren, werd De klop op de
deur van Ina Boudier Bakker, dat in 1930 verscheen en f 7,50 kostte,
gezien als een waagstuk. Het bleek een onverbiddelijke bestseller te zijn,
waaraan uitgever Van Kampen, die de exemplaren van het kloeke werk in
donkerbruin papier verpakte, de bijnaam ‘de turfschipper van Amsterdam’
ontleende.
In 1936 verliet de heer Dekker Nijmegen en ging werken bij boekhandel Erven
Loosjes in de Grote Houtstraat te Haarlem. Hij werd er eerste bediende, later
chef en had het voorrecht de énige te zijn die Lodewijk van Deyssel mocht
helpen.
De grote man gedroeg zich overeenkomstig zijn literair formaat. Hij kondigde zijn
komst van tevoren telefonisch aan, nam in een leunstoel plaats en liet zich door
de heer Dekker de boeken tonen die hem wellicht zouden kunnen interesseren. Voor
anderen was hij onbenaderbaar.
Toen een jeugdige bediende het eens waagde hem een boek voor te houden met de
woorden: ‘Dit kan ik u ook aanbevelen,’ sprak de meester: ‘Jongeman, je bent een
grote nul voor mij. Ik ken je niet.’
De heer Dekker daarentegen mocht, toen hij eens een pakje kwam thuisbezorgen, bij
hem binnenkomen om wat met