spreker op het toneel opende ten einde de inhoud te tellen -
een voorbeeld van unieke eerlijkheid.
Toen ik op het Seinpostduin had aangebeld, trok Speenhoff zelf open. Ik ging de
trap op. Boven zei hij tegen me: ‘Zo jongeman, wat gaan we doen? Zullen we eerst
wat babbelen of zullen we ons meteen gaan bedrinken?’
Ik reageerde bedremmeld, want ik was nog jong en had nooit eerder een woord met
hem gewisseld, zodat deze eerste volzin mij, op z'n zachtst gezegd, een beetje
verraste.
In de huiskamer zaten zijn vrouw en een toen tamelijk befaamde, oude
sneltekenaar, die in variétéprogramma's optrad. Hij was een dikke, goedhartige
man, die belangeloos al het werk dat aan de inzameling voor de zoveelste
‘envelop met inhoud’ verbonden was, op zich had genomen. De andere leden van het
comité lieten verstek gaan, wat aan de bijeenkomst iets armzaligs gaf.
Speenhoff zette een glas voor mij neer en wij dronken, wat hij noemde, ‘enige
snuisterijen’.
Terwijl de sneltekenaar met een vriendelijke, zachte stem verslag deed van de
inspanningen die hij zich had getroost zat de aanstaande jubilaris enigszins
loerend toe te kijken.
Plotseling stond hij op, opende de deur van de kamer en sprak: ‘Verlaat
onmiddellijk mijn huis.’
De mond van de kleine, dikke man zakte open in verbijstering.
‘Waarom?’ stamelde hij.
‘Je lonkt naar mijn vrouw,’ zei Speenhoff met grote waardigheid.
‘Maar dat doe ik helemaal niet!’ riep de sneltekenaar.
En mij tot getuige nemend: ‘Meneer, heb ik gelonkt?’
Het was mij niet opgevallen.
Maar Speenhoff persisteerde: ‘D'r uit jij!’
Nog zie ik de brave man overhaast vertrekken, zijn jas en zijn tasje met de
papieren tegen zijn mollige buik gedrukt. De huldiging ging niet door. Maar het
drinken wel.