Onaantastbaar rijk der lompen
In de middag kreeg ik onverwacht visite van twee oude makkers, die door
voortijdig cafébezoek al vroeg in majeur waren. Toen Jan net bezig was te
blaffen als een hond die een schop van de slager heeft gekregen, een van zijn
sterkste nummers dat al jaren repertoire houdt, ging de telefoon en zei een
mannenstem: ‘Ik schrijf verzen. Dit bij voorbeeld, 't Is in het Engels...’ Hij
begon eraan. Achter mij blafte Jan gesmoord doch zéér afleidend.
‘Ik kan het slecht volgen door de telefoon,’ zei ik.
‘Zal ik even bij u langs komen?’ vroeg hij. ‘Ik logeer een week in Amsterdam bij
familie.’
‘Morgen om vijf uur,’ stelde ik voor.
Hij kwam precies op tijd - een rijzige man van mijn leeftijd, gekleed in een
ouderwets zwart pak, dat hem niet helemaal paste. Zijn bril had een neiging tot
afzakken. Hij keek er met één oog overheen en kneep dan het andere een beetje
dicht.
In de stoel naast mijn bureau zittend, zei hij: ‘Ik zal meteen maar beginnen. Dit
is een kort stemmenspel, in dichtvorm. Het paradijsverhaal. Vier personen: Adam,
Eva, de slang en de verteller.’
Ik verwachtte dat hij papieren te voorschijn brengen zou, maar hij deed het uit
zijn hoofd. Hij declaméérde, op een zangerige manier, zoals vroeger werd gedaan.
Het spel duurde zowat een minuut of tien.
Toen keek hij me met een wat spottend lachje aan en vroeg: ‘Hoe vindt u dat?’
‘Mooi,’ zei ik. En ik meende het. Het was een soort gedragen poëzie zoals nu
nauwelijks meer wordt geschreven, maar dat hij de taal en de versvorm perfect
beheerste, stond wel vast.
‘Aforismen schrijf ik ook,’ zei hij. ‘Déze bij voorbeeld: