er volkomen in geslaagd te zijn dit
fijne wijntje over te gieten, zonder dat de geur vervloog.’
Geen onzekere geest, dus.
Maar hij was dan ook permanent geestelijk bezig met de grote taak die hij op zich
nam.
Uit een andere brief: ‘Onder de muziek op de Buitensociëteit soezend, vond ik
plotseling de nu aangegeven uitdrukking.’
Wie het weinige naleest, dat het archief over Burgersdijk bevat, bemerkt
overigens dat niet al zijn gepeins even vruchtbaar was. Zijn aanvankelijk
voornemen om het nu als De getemde feeks bekend staande stuk
The Taming of the Shrew de titel ‘De beteugelde kijfster’
te geven, is gelukkig niet doorgegaan.
Dat mijn grootmoeder, haar leven lang ‘Zet neer dat lijk’ gebruikte, bewijst
overigens dat de grote Louis Bouwmeester, die avond in de Goudse schouwburg,
goed bij stem was, want als hij geen zin had, bekortte hij het stuk waarin hij
de hoofdrol vervulde, onder het spelen soms meer dan een uur.
Jan Lemaire Sr., die bij hem gespeeld heeft, wist te vertellen dat de beroemde
man, na afloop van zo'n verschmierde voorstelling eens tegen zijn collega's zei:
‘Jongens, het theater onteert nooit een artiest, een artiest wel eens het
theater.’ Daarna boog hij zich weer over zijn lievelingslectuur - Buffalo
Bill.
Wannéér hij zou schmieren was voor zijn omgeving niet te voorzien. In een
provincieplaats, waar hij vaak aan het bekorten sloeg, om de laatste trein naar
Amsterdam nog te kunnen halen, speelde hij eens, tegen de verwachting der
collega's, de oude Fountleroy in De kleine lord zeer
zorgvuldig, alsof er geen laatste trein bestond. Op de eerste rij zat namelijk
een kleine jongen, die zo eerbiedig en vol verwachting naar het toneel keek, dat
hij het niet over zijn hart kon verkrijgen te schmieren.
Ik hoorde dit, jaren geleden, van de toen befaamde actrice