‘Zo'n leeg huis is niks voor mij,’ zei hij, ‘daar ben ik te fijn voor
gebouwd.’
Vervolgens schreef hij een brief aan mijn moeder waarin hij haar ‘een adder’
noemde. Nu blijft je moeder altijd je moeder, vind ik. Maar als ik mezelf
verdamp tot de toonloze matheid van de historicus, moet ik toch toegeven dat ik
de brief wel begrijpen kan. Mijn moeder niet. Zij verklaarde oom Frits de totale
oorlog. Met de pianola was het dus afgelopen. Maar de brouille bracht nog een
andere consequentie met zich mee.
Eéns in de week, op zaterdagmiddag om twee uur, placht oom Frits zijn moeder te
komen bezoeken en die woonde bij ons in, op de eerste verdieping, boven de
winkel. Met die visites ging hij door, maar gemakkelijk waren ze niet.
Mijn moeder zorgde ervoor op zaterdagmiddag, om twee uur precies, met over de
borst gekruiste armen achter haar toonbank te staan. Om haar mond speelde dan
een uitdagend lachje. De trap naar boven kon oom alleen bereiken via de winkel.
Hij trad binnen en veinsde mijn moeder niet te zien. Daar hij, net als zij, een
niet weg te cijferen karakter had, liep hij langzaam en ostentatief opgeruimd
aan haar voorbij, onder het fluiten van een melodie uit de opera Carmen. Pas als hij de trap had bereikt hield het fluiten op, omdat
het dan niet langer functioneel was. Enige jaren hield deze ruzie stand. Toen
kreeg het zoontje van oom Frits de kinkhoest. De dokter schreef het ventje een
verblijf in Gelderland voor, omdat hij heil zag in de daar toen nog opsnuifbare
reine lucht. Oom Frits schreef een brief aan de zuster van mijn vader, die in
Gelderland woonde, en vroeg of zijn kind bij haar mocht logeren. Na overleg met
mijn moeder antwoordde zij dat het jongetje alleen mocht komen als oom eerst
vergiffenis ging vragen voor het woord ‘adder’. Dat heeft hij toen gedaan.
Griekse tragedies hebben soms een spruitjeslucht.
Na de triomf van mijn moeder waren we weer goed met oom Frits.
Maar het duurde niet lang.
Toen hij bij ons op visite kwam, vertelde hij, om ook iets lustigs aan de
conversatie bij te dragen, over een snaakse, alleen wonende vriend van hem die
een advertentie had geplaatst voor een huishoudster. Elke aantrekkelijke vrouw
die reflecteerde, dwong hij zijn bed in. Daarna zette hij haar weer op straat.
Oom lachte hartelijk, maar mijn moeder zei: ‘Dat is niet leuk. Dat is
schofterig.’
‘O ja? Nou, ik vind het wél leuk,’ zei hij met wrange mond. Maar de ruzie bloeide
weer op en oom verliet, nu voor eeuwig, het huis.
Hem heb ik nooit gemist.
Maar de pianola wel.