Mijn moeder had gelijk
(1969)
Vaarwel
Mijn moeder stierf, zoals ze dat had gewenst.
Een lankmoedige dood bezocht haar 's nachts toen ze sliep in haar eigen bed en in
haar eigen huis. Ze woonde er al negenendertig jaar - eerst met haar gezin en na
de oorlog alleen. Alle door ons ondernomen pogingen om haar in een
verzorgingstehuis te krijgen stuitten af op haar vastberaden weigering.
‘Ik ga niet tussen die oude wijven zitten,’ zei ze tegen me.
Ze was toen al over de tachtig. Die leeftijd konden we aan haar zien als we de
kamer op de eerste etage, waar ze de laatste jaren woonde, binnenkwamen maar na
een kwartiertje praten werd haar gezicht jong, waarschijnlijk omdat ze zo veel
lachte. Want haar humeur was niet te vernielen, al deed het leven toch echt wel
zijn best.
Ik herinner me hoe ze ons een poosje geleden schaterend vertelde over de regeling
die ze had getroffen met een naast haar wonende vriendin, een weduwe van achter
in de zeventig. De vriendin had gezegd: ‘Jij bent overdag altijd alleen. Geef me
je huissleutel dan kom ik iedere morgen even naar je kijken.’
‘Goed,’ had mijn moeder geantwoord. ‘Maar jij bent overdag ook altijd alleen, dus
geef me dan ook jouw huissleutel, want anders doe ik het niet.’
Dat gebeurde. Als ze de buurvrouw 's ochtends hoorde binnenkomen, riep ze van
boven: ‘Nee, ik bén nog niet dood.’
Maar op die vrijdagmorgen kon ze niet meer roepen. Ze was voor altijd ingeslapen
- zonder ziekbed, zonder aftakeling, zonder lijden en zonder ooit van iemand
afhankelijk te moeten zijn. De avond tevoren had ze zich nog dol geamuseerd met
het blijspel ‘Slippers’ op de tv. En op haar kalender stond voor vrijdag: ‘naar
de kapper’, want wij zouden de volgende dag bij haar komen en dan wilde ze er
netjes uitzien.
Aan de bezoekjes die we haar brachten bewaar ik goede herinneringen omdat ze
altijd zo vrolijk verliepen. Ze deed ons dan verslag van alles wat haar
recentelijk overkwam en dat was héél wat, want ze had tot haar