Een hele diepte
Motregen dreef me 's ochtends een kroeg binnen. 't Is een oprecht drankhuis, maar
de kastelein schenkt in de morgenstond ook wel koffie, zij het alleen aan vaste
klanten met behoefte aan revalidatie, die in een vertrouwde omgeving de eerste
neut nog wat willen uitstellen. Ik ging bij de kachel zitten en vroeg hem een
kopje. Er was verder niemand aanwezig, dacht ik. Maar dat bleek een vergissing,
want na een paar minuten kwam er een man uit het toilet, liep wat moeizaam door
het café en ging ook bij de kachel zitten.
‘Geef me nog zo'n cognacje,’ zei hij.
Hij wierp een blik op de klok, maar die staat al jaren stil.
‘Hoe laat is het eigenlijk?’ vroeg hij.
‘Elf uur,’ zei ik.
‘Elf uur...’ herhaalde hij. ‘En da's mijn derde cognac al. Die dag loopt lelijk
af.’
Hij nam met duidelijke tegenzin een slok uit het glas dat de kastelein hem had
gebracht en slikte de vloeistof door of het salpeterzuur was. Geen geoefende
ochtenddrinker, dat stond wel vast. Mensen die met alcohol ontbijten zien er
trouwens heel anders uit. Hij was een gezond, levendig grijs meneertje, keurig
in het maatpak en hij hoorde helemaal niet thuis in deze kleine kroeg, die door
een nogal vale clientèle wordt gefrequenteerd.
‘Wilt u óók iets gebruiken?’ vroeg hij.
‘Nou, ik wacht nog even...’ zei ik. ‘Elf uur...’
‘Ach, voor mij is 't natuurlijk ook veel te vroeg,’ gaf hij toe. ‘Trouwens, ik
drink maar zelden. Op een feestje, of als ik met een goede vriend ergens zit -
alla. Er gaan weken voorbij dat ik 't niet aanraak. Maar vandaag...’
Hij schudde een beetje gekweld dat grijze hoofd.
‘'t Leven is zo raar,’ zei hij en zijn blik werd hulpeloos. ‘Telkens denk