Gezellig
Tegen vijf uur werd de heer Cohen op kantoor opgebeld door zijn vrouw.
‘Ik ben in de stad,’ riep ze, op een jolige toon, ‘en ik wou eigenlijk dat we
maar in een restaurant gingen eten.’
‘Waarom?’ vroeg hij verbaasd. Want hij at het liefst thuis en zij ook.
‘'t Lijkt me gezellig,’ antwoordde ze.
Hij haalde zijn schouders op. Ze kon het niet zien maar wel horen aan de toon,
waarop hij: ‘nou, goed dan’ zei. Toen spraken ze ergens af. Om zeven uur liep
hij er door de met kerstlichtjes pronkende straten naar toe - een kleine,
zorgvuldig geklede man van zestig, met spierwit haar. Hij vond zijn vrouw in het
eethuis aan een tafeltje bij het raam, met een sigaret in een zilveren pijpje en
een glas sherry.
‘Kijk an - Mata Hari,’ zei hij.
Ze dronk en rookte maar zo zelden.
‘Gezellig,’ antwoordde ze glimlachend. Ze had haar mooiste jurk aan, zag hij, en
ze droeg haar diamanten broche.
‘Wat vieren we eigenlijk?’ vroeg hij onzeker. ‘We zijn toch niet zoveel jaar
getrouwd, of zo iets?’
Want zulke dingen vergat hij altijd.
‘Ach welnee,’ zei ze, ‘'t is zó maar. We zitten altijd thuis. Dus ik dacht:
kóm...’
Hij haalde zijn schouders op en nam de spijskaart. Daar er niet veel volk was,
kwam het bestelde eten gauw. Hij kauwde op de biefstuk en vond 'm taai. De
gebakken aardappels daarentegen hadden iets snotterigs en de doperwten waren
drie maal zo groot als thuis.
‘Lekker he?’ zei zijn vrouw. Ze at zeer langzaam en ze had weer dat gedwongen
feestlachje van iemand die zich per se wil amuseren. Hij zweeg maar. Toen alles
eindelijk op was en de rekening betaald zei hij: ‘Zo. Laten we nou maar naar
huis gaan.’
Ze keek op haar horloge.
‘Zeg, ik wou zo graag dat we daar aan de overkant in die zaak een likeurtje
dronken,’ zei ze. Hij keek haar verbijsterd aan. Ze haatte dat soort knusse
gelegenheden met muziek waar opgeprikte mensen elkaar zitten te bekijken net zo
hevig als hij - dat wist hij.
‘Er moet een heel goed orkest spelen. Van Igor Chevalsky,’ zei ze timide.
‘Igor Chevalsky,’ riep hij minachtend, ‘Moos Paard zal je bedoelen.’
‘Toe nou...’ zei ze.