er niet veel meer te beginnen met Wim. Zwaartillend was hij altijd
geweest. Ze had hem, hun hele huwelijk lang, steeds weer uit de put moeten halen
met een optimisme dat ze meer speelde dan voelde. Maar wat haar wanhopig maakte,
was dat het in de laatste tijd niet meer hielp.
Wat moet ik toch met hem doen? dacht ze, op straat. Ze liep met snelle pas over
de boulevard - dat ging vanzelf in Parijs. 't Fikse, ondernemende loopje uit
haar jeugd, toen ze hier die paar jaar met Serge had gewoond, nam onmiddellijk
weer bezit van haar zodra ze het Gare du Nord uitkwam en de stad rook. Wim had
er vaak om gelachen vroeger, toen hij dat nog wel eens deed en niet was
weggezonken in zijn voorbarig graf van apathische melancholie.
Ik moet Serge om raad vragen, dacht ze opeens.
Vroeger had hij haar, als twintig jaar oudere man, de liefde geleerd. Toen vader
stierf en ze, hals over kop, terug moest naar Holland - nooit vergat ze hoe
vernietigd hij op het perron stond en haar uit zijn leven zag wegrijden - was
hij lange tijd haar norm gebleven. Ze werd verliefd op Wim, maar toen hij
trouwen wilde, was ze toch even bij hem in Parijs gaan vragen of ze het doen
zou. Hij vond van wel. Later stuurde ze hem de foto's van haar eerste baby. In
het nooit geheel correct geworden Frans van een Russische emigrant, prees zijn
brief de schoonheid van het kind. Toen kwam de oorlog, die elk contact verbrak.
Na de bevrijding had ze hem niet meer opgezocht in Parijs. Ze was gelukkig en
had niets te vragen. Een Russische kelner in een cafeetje had haar verteld dat
hij nog steeds werkte in hetzelfde restaurant.
‘Daar is het,’ zei ze halfluid.
Automatisch was ze erheen gelopen.
Bij de deur - ze strekte haar hand al uit naar de knop - beving haar plotseling
een felle angst. Ze bloosde, liep haastig door en ging, een paar huizen verder,
een kroegje binnen.
Ik durf niet, dacht ze. Misschien is hij wel dood.
Ze wilde geen zekerheid. Straks zou ze teruggaan naar Wim en opnieuw, voor de
zoveelste keer, proberen hem uit de put te halen. Misschien lukte het wel. Maar
ze moest ergens, diep van binnen, het gevoel hebben dat ze, als ze het écht niet
meer wist, altijd nog raad zou kunnen vragen.