op en zei: ‘Zeg, wat wil je hebben op je verjaardag?’
‘Komen jullie dan?’
‘Natuurlijk. Nou, wat moet 't zijn?’
‘Net zo'n tas wil ik,’ zei de moeder. ‘Van peau de suède.’
Aldus geschiedde. De tas werd gekocht en op verjaarsmorgen kwam Dirk er, in
gezelschap van vrouw en kinderen, mee aanstappen. Het ouderhuis rook nog net als
vroeger, een onbestemde geur, die vergeten kleinigheden in je oprakelde. En in
de hall nog altijd die gravure van twee raven in de sneeuw. ‘Zo moeder, daar
zijn we dan. Hartelijk gefeliciteerd.’
Toen er gezoend en geknuffeld was, streek men neer in de voorkamer.
‘Jullie zijn vroeg,’ zei de moeder. ‘Ik dacht, nou, eerder dan twaalf uur komen
ze natuurlijk niet. En nou... 't is amper elf. Op koffie zullen jullie nog even
moeten wachten.’
‘Maak die doos nou eens open,’ zei Dirk. Hij zat onder een monsterlijk stilleven,
dat hij als jongen van twaalf jaar eens schilderde.
‘O ja, de doos...’
Ze deed voorzichtig het papier eraf, haalde de tas eruit en keek ernaar. Toen
legde ze 'm op haar schoot en sprak: ‘Wil je wel geloven dat ik ervan gedroomd
heb?’
‘Waarvan?’ vroeg Dirk.
‘Nou, van die tas,’ zei ze. ‘Ik droomde dat jullie kwamen, he. Ik doe open,
jullie feliciteren me en jullie komen binnen. Hier. In de voorkamer. Nou, ik
kijk al eens naar jou, maar niks. Geen doos, geen pakje. Niks.’
Zij schonk Dirk een troebele blik.
‘Ik denk, ik zeg niets,’ vervolgde ze. ‘Ik bijt liever mijn tong af. Nou, jullie
zitten een poos. Toen zie ik dat jij Annie iets in d'r oor fluistert - en Annie
weg. Wat denk je dat ze gaat doen?’ Dirk wist het niet.
‘Ze gaat een tas kopen, in zo'n klein rotwinkeltje, hier in de buurt,’ riep de
moeder uit. ‘Een poosje later komt ze terug. Met een pakje. “Hier moeder.” Ik
maak 't open... nou, ik heb in mijn leven nog nooit zo'n affreuze tas gezien.
Plastic. En met huisjes erop. Stel je voor. 't Leek wel iets voor een kind. Nou,
ik kon het niet goed houden. Ik riep: “Dirk, dat heb je nou de hele week
geweten. De hele week. En moet je nou op het laatste ogenblik, in zo'n
rotwinkeltje, hier in de buurt...”’
Een grote traan gleed langs haar wang en viel op de tas.
‘O jeetje, dat moet ik niet doen,’ zei ze. ‘Dan kan ik 'm niet meer ruilen.’
‘Ga je 'm dan ruilen?’ vroeg Dirk.
‘Natuurlijk,’ riep ze. ‘Stel je voor - peau de suède. Dat is toch veel te
besmettelijk voor mij.’